vrijdag in week 30 door het jaar

Uit de brief van Paulus aan de christenen van Rome 9, 1-5

Paulus’ liefde voor de mensen gaat zover dat hij uitdrukkingen gebruikt die ergernis verwekken als men ze letterlijk verstaat. Hij wenst zelfs vervloekt te worden als hij daardoor zijn stamgenoten zou kunnen redden. Maar hij blijft geloven dat alles ten goede zal komen. Christus zal hem niet in de steek laten.

Broeders en zusters,
omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg: ik ben diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld. Bijna zou ik bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn, omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel. Dat zijn de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie Hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken. Het is het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen – Hij die God is, boven alles verheven, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.

Psalm 147, 12 + 13 + 14 + 15 + 19 + 20

Refr.: Loof nu de Heer, Jeruzalem !

Prijs, Jeruzalem, prijs de Heer,
loof, Sion, loof je God.
Hij heeft de grendels van je poorten versterkt,
het volk binnen je muren gezegend.

Hij geeft je vrede en veilige grenzen,
met vette tarwe stilt Hij je honger.
Hij zendt zijn bevelen naar de aarde,
vlug als een renbode gaat zijn woord.

Hij maakt zijn woorden aan Jakob bekend,
zijn wetten en voorschriften aan Israël.
Met geen ander volk heeft Hij zich zo verbonden,
met zijn wetten zijn zij niet vertrouwd.

Vers voor het evangelie (Mt 11, 25)

Alleluia.
Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde,
omdat U deze dingen voor wijzen
en verstandigen verborgen hebt gehouden,
maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 14, 1-6

Jezus’ optreden was voor zijn tijdgenoten niet zelden aanstootgevend. De gevestigden en de mensen van de Wet zat er ermee verveeld. Hij stoorde zich niet aan hun gebruiken en nog minder aan hun manier van doen tegenover ‘minderwaardigen’. Dit blijkt wanneer Hij met hen is genodigd bij een van de voornaamste Farzizeeën.

Toen Jezus op sabbat in het huis van een vooraanstaande farizeeër was, waar Hij voor een maaltijd was uitgenodigd, werd Hij scherp in het oog gehouden. 
Er was daar iemand met waterzucht. Jezus vroeg aan de wetgeleerden en de farizeeën: ‘Is het toegestaan hem op sabbat te genezen of niet?’ 
Maar ze zwegen.
Hij pakte de man bij de hand, genas hem en stuurde hem weg. 
En tegen de farizeeën en wetgeleerden zei Hij: ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’ 
Ook daarop hadden ze geen antwoord.

Van Woord naar leven

DE GEEST VAN DE LETTER
(Naar Lc 14, 1-6)

Jezus geneest op sabbat iemand die aan waterzucht lijdt en geeft daarmee alle eer aan de liefde, en dus aan God. Nochtans verbiedt de sabbat, ook in Jezus’ tijd, dat er op die dag gearbeid wordt, laat staan dat er genezingen worden verricht.

De sabbat gaat – zoals je weet – terug op het scheppingsverhaal uit Genesis waar we lezen dat na zes dagen scheppingswerk God een rustdag nam (Gen 2, 1-2). Deze dag werd, en wordt, door de Joden gevierd door een dag onthouding van alle arbeid. Dit heeft beslist zijn inhoud. Zo zelfs dat het eerbiedigen van de sabbat is opgenomen in de tien geboden.

Was Jezus dan een soort rebbel? Mogen we Hem, in die zin, dan wel vertrouwen? Hij handelt immers tegen de tien geboden in! En dat nog wel als Zoon van God. Foei!

Het feit dat Jezus genezingen verrichtte op sabbat, moet ons de vraag doen stellen wat Jezus hiermee bedoelde. Want naast het feit dat Hij de persoon die ziek was ten diepste zijn of haar genezing gunde, gaf Hij hiermee ook een boodschap mee aan allen die zich stoorden aan het feit dat Hij op sabbat genezingen verrichtte.

Wat zou die boodschap kunnen zijn?
Eigenlijk geeft Jezus zelf het antwoord wanneer Hij de mensen confronteert met de vraag: ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’ Voor Jezus gaat er dus iets boven het strikt gehoorzamen aan de wet. Wel, dat iets, dat is de liefde, de zorg voor de naaste, zelfs voor je os.

Dit evangelie leert ons dat de hamvraag steeds moet zijn: Wat primeert er op deze moment? De wet of de mens? Het strikt gehoorzamen aan de wet, of de liefde? Voor Jezus is het antwoord duidelijk: de mens primeert. De liefde gaat áltijd voor.

Betekent dit dat de sabbat – of voor ons christenen de zondagsrust – geen inhoud zou hebben? Natuurlijk heeft het dat wél en moet deze inhoud ook naar waarde beleefd worden. Maar de liefde gaat ook op deze dagen áltijd voor.

Het gaat erom gehoor te geven aan de geest van de letter, meer dan aan de letter van de wet.

Laten we bidden

Vader,
geef ons een zuiver hart
dat de liefde altijd voorop stelt.
Daarmee geven wij niet enkel U alle eer,
maar ook de naaste,
en wordt het feest van de liefde
ten diepste gevierd.
In Christus, onze Heer.
Amen.

Een mooie vrijdag voor ieder van jullie.
Van harte, kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: vrijdag in week 30 door het jaar (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.