vrijdag in week 30 door het jaar (even jaren)

Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 1, 1-11

Er bestond een zeer nauwe band tussen Paulus en de christenen van Filippi. Zij hebben hem geholpen en met hem geleden. Hij bidt daarom dat zij volharden tot het einde, dat zij iedere dag beter begrijpen waar het op aan komt. Zo zal God verheerlijkt worden door de werken van zijn eigen liefde in hen.

Van Paulus en Timoteüs, dienaren van Christus Jezus. Aan alle heiligen in Filippi die één zijn in Christus Jezus, en aan hun opzieners en dienaren. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.
Ik dank mijn God altijd wanneer ik aan u denk, telkens wanneer ik voor u allen bid. Dat doe ik vol vreugde, omdat u vanaf de eerste dag tot nu toe hebt bijgedragen aan de verspreiding van het evangelie. Ik ben ervan overtuigd dat Hij die dit goede werk bij u begonnen is, het ook zal voltooien op de dag van Christus Jezus.
Het spreekt vanzelf dat ik zo over u denk, want u allen ligt me na aan het hart. U hebt immers allen deel aan de genade die mij geschonken is, of ik nu gevangen zit of de waarheid van het evangelie verdedig. God kan getuigen dat ik naar u allen verlang met de genegenheid van Christus Jezus.
En ik bid dat uw liefde blijft groeien door inzicht en fijnzinnigheid, zodat u kunt onderscheiden waar het op aankomt. Dan zult u op de dag van Christus zuiver en onberispelijk zijn, vol van de vruchten van de gerechtigheid, die u dankt aan Jezus Christus, tot lof en eer van God.

Psalm 111, 1-6

Refr.: Geweldig is alles wat de Heer verricht.

Ik wil de Heer loven met heel mijn hart
in de grote kring van oprechten.

Machtig zijn de werken van de Heer,
wie ze liefheeft, onderzoekt ze.

Zijn daden hebben glans en glorie,
zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.

Hij stelde een gedenkdag in voor zijn wonderen,
genadig en liefdevol is de Heer.

Hij gaf voedsel aan wie Hem vrezen,
eeuwig gedenkt Hij zijn verbond.

Hij toonde zijn volk de kracht van zijn daden
en gaf hun het land van andere volken.

Uit het evangelie volgens Lucas 14, 1-6

Jezus’ optreden was voor zijn tijdgenoten niet zelden aanstootgevend. De gevestigden en de mensen van de wet zater ermee verveeld. Hij stoorde zich niet aan hun gebruiken en nog minder aan hun manier van doen tegenover ‘minderwaardigen’. Dit blijkt wanneer Hij met hen is genodigd bij een van de voornaamste Farzizeeën.

Toen Jezus op sabbat naar het huis van een vooraanstaande Farizeeër ging, waar Hij voor een maaltijd was uitgenodigd, hielden ze Hem in het oog.
Er was daar iemand met waterzucht.
Jezus vroeg aan de wetgeleerden en de Farizeeën: ‘Is het toegestaan hem op sabbat te genezen of niet?’
Maar ze zwegen.
Hij pakte de man bij de hand, genas hem en stuurde hem weg.
En tegen de Farizeeën en wetgeleerden zei Hij: ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’
En daarop hadden ze geen antwoord.

Van Woord naar leven

“Toen Jezus op sabbat naar het huis van een vooraanstaande Farizeeër ging, waar Hij voor een maaltijd was uitgenodigd…”

Na die maaltijd vindt dat onderricht plaats dat wij in het evangelie hebben gehoord. Hoe dikwijls gebeurt het niet dat wij bij de maaltijd met elkaar aan tafel zitten en elkaar aanzien, elkaar opnemen, elkaar aankijken, wat wij ook in dit evangelie zien gebeuren. Wij beschouwen elkaar en dat doen de Farizeeën ook met Jezus in de situatie met deze man die aan waterzucht leed. Maar je hebt blijkbaar kijken en kijken.
Kijken zoals de Farizeeën kijken: ze hielden Hem voortdurend in het oog om Hem ergens van te kunnen beschuldigen. Daar waren ze kennelijk op uit. Dat is kijken om te veroordelen.
En je hebt kijken zoals Jezus kijkt: kijken om te redden. Het zwakke zien om het te verbeteren, wij noemen dat opbouwende kritiek, positieve kritiek, tegenover negatieve, afbrekende kritiek; of vanuit de functie waarmee een en ander gebeurt: kijken met het verstand, en kijken met het hart, met het inlevende gevoel.

We kunnen dit illustreren aan de hand van enkele voorbeelden. De een zegt: dat glas is half leeg. Die ziet dus wat er aan ontbreekt. En de ander zegt: dat glas is half vol. Die ziet dus wat er goed aan is. De een ziet wat er aan mankeert en de ander ziet wat er goed aan is. Iemand zegt: Ze is maar met de helft van haar werk klaar gekomen, en de ander zegt: Ofschoon ze de hele dag migraine had, heeft ze toch nog de helft van haar werk afgekregen. Dat zijn twee manieren van kijken: alleen de buitenkant zien, of de buitenkant zien vanuit de binnenkant.

Jezus is dus de man van de binnenkant. Hij ziet de buitenkant van binnenuit. Hij is de man van het Hart, van binnenuit naar buiten. Zo benadert Hij de Farizeeën en zo leert Hij ook de Farizeeën zíjn gedrag te benaderen. ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’ Hij bedoelt daarmee te zeggen: Een zoon of os, ze zijn van jullie, dat zijn jullie huisgenoten, dat zijn jullie huisdieren. Beoordeel het gedrag van mensen niet als waren ze buitenstaanders, maar als waren ze jullie eigen huisgenoten. Beoordeel de mensen niet alsof je niets met ze te maken hebt, maar als mensen die je ter harte gaan, zoals je eigen kinderen, zoals je eigen huisdieren. Zou het gaan om jullie eigen huisgenoten, dan zouden jullie heus wel een andere toon aanslaan, dan zou je heel anders kijken, dan zou je niet zo kritisch kijken.

De onderliggende waarheid is dat voor Jezus niemand een buitenstaander is. Wij zijn allemaal kinderen van zijn Vader, wij maken deel uit van één en hetzelfde gezin. Hij is de Zoon van de Vader en wij zijn de kinderen van de Vader en daardoor zijn wij zijn broers en zussen. Hij voelt de liefde van zijn Vader voor ons en ook voor die man die aan waterzucht leed. Die kan Hij toch niet laten vallen, die kan Hij toch niet in de steek laten, ook al is het sabbat. Hij zal hem genezen.

Eigenlijk schrijft Jezus dat positieve denken ook toe aan die Farizeeën als Hij zegt: ‘Als uw zoon of uw os in een put valt, dan haalt u hem er toch meteen uit, ook al is het sabbat?’ Hij zegt eigenlijk: Dat goede, doen jullie toch zelf ook! Hij beschuldigt ze dus nergens van, want het is juist iets goeds wat ze doen. Dus Jezus gebruikt, praktiseert het positieve ook ten aanzien van zijn negatief denkende tegenstanders. ‘Jullie zijn toch ook goed voor je huisgenoten, voor je huisdieren. Jullie beoefenen toch het goede. Laat mij dat dan ook doen, laat God dat dan ook doen.’

Jezus ziet ons zoals zijn Vader ons ziet: altijd met een medelijdend hart. Niet met zomaar een hart, maar met een medelijdend hart. Hij ziet het kwaad, maar Hij doet het goede. Als het goed is, zijn wij ons van veel kwaad bewust, maar sterker dan óns kwaad, is zíjn medelijdende liefde.

Naar woorden van J. Bots, sj

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
wij bidden dat uw liefde de zon mag zijn in ons leven. Dat zij mag stralen in al ons doen en laten, en allen mag verwarmen die Gij op ons levenspad brengt. Dat uw liefde de hoogste wet mag zijn in ons leven. Dan komt alles goed.
Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.