vrijdag in week 32 door het jaar

Uit het boek Wijsheid 13, 1-9

Wie niet van God weet is een geboren dwaas. Zulke mensen zijn niet eens in staat om uit alle goede dingen die ze zien de Zijnde te kennen, of de maker te ontwaren in wat Hij gemaakt heeft. In plaats daarvan zien ze vuur of wind, of een windvlaag, een sterrenkring, onstuimig water of hemellichten aan voor goden die de wereld beheersen. Als zij, verrukt door hun schoonheid, deze dingen al tot goden verheffen, dan hadden ze toch moeten inzien hoezeer Hij die over al die dingen heerst, ze te boven gaat. Dat alles is immers gemaakt door de schepper van de schoonheid. En als ze verbaasd staan over de kracht en de werking van die dingen, dan hadden ze daaruit toch moeten leren dat de macht van Hem die ze gemaakt heeft nog veel groter is. Uit de grootheid en de schoonheid van de schepping is immers af te leiden wie de schepper is. 
Toch moet over deze mensen niet al te hard geoordeeld worden, want misschien dwalen ze terwijl ze God zoeken en Hem willen vinden. Ze zijn zo verdiept in het bestuderen van wat Hij gemaakt heeft dat ze zich helemaal door het uiterlijk laten meeslepen, zo mooi is alles wat er te zien is. Desondanks zijn ze niet vrij te pleiten: als ze bij machte zijn om zo veel kennis op te doen dat ze de wereld kunnen doorvorsen, dan hadden ze Hem die heerst over al die dingen toch allang moeten vinden?

Psalm 19, 2-5

Refr.: De hemel verhaalt van Gods majesteit.

De hemel verhaalt van Gods majesteit,
het uitspansel roemt het werk van zijn handen,
de dag zegt het voort aan de dag die komt,
de nacht vertelt het door aan de volgende nacht.

Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord,
het is een spraak zonder klank.
Over heel de aarde gaat hun stem,
tot aan het einde van de wereld hun taal.

Vers voor het evangelie (Fil 2, 16a)

Alleluia.
Houd vast aan het woord
dat leven brengt. 
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 17, 26-37

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Zoals het eraantoe ging in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Mensenzoon: ze aten, ze dronken, ze trouwden, ze werden uitgehuwelijkt, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging en de vloed kwam die iedereen verzwolg. Of zoals het eraantoe ging in de dagen van Lot: ze aten, ze dronken, ze kochten, ze verkochten, ze plantten, ze bouwden; maar op de dag waarop Lot wegtrok uit Sodom, regende het vuur en zwavel uit de hemel en kwamen allen om. Zo zal het ook gaan op de dag waarop de Mensenzoon wordt geopenbaard. Wie op die dag op het dak van zijn huis is moet niet beneden nog zijn bezittingen gaan halen, en wie op het land is moet niet naar huis terugkeren. Denk aan de vrouw van Lot! Wie probeert zijn leven veilig te stellen zal het verliezen, maar wie het verliest zal het behouden. Ik zeg jullie, die nacht zullen er twee in één bed liggen: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten. Twee vrouwen zullen samen aan het malen zijn: de een zal worden meegenomen, de ander achtergelaten.’ 
Ze vroegen Hem: ‘Waar, Heer?’
Hij antwoordde: ‘Waar een lijk is, daar verzamelen zich de gieren.’

Van Woord naar leven

IK BEN BEREID, HEER
(bij Lc 17, 26-37)

Heel veel energie wordt gestoken in het bouwen van zekerheden. Op zich hoeft dat niet slecht te zijn. Een mens moet zijn leven organiseren, men heeft verantwoordelijkheden naar anderen, men verzorgt de woonst, enzovoort. Des mensen.
Het gevaar bestaat er echter in dat we ons leven zó gaan organiseren, dat de ware bedoeling van het  leven op de achtergrond dreigt te raken. En, zo zegt het evangelie: dat we niet klaar zullen zijn wanneer we sterven.

De dood kan inderdaad komen als een dief in de nacht. Natuurlijk wensen we ieder een lang en gezond leven toe, maar het kan vandaag gebeuren. Bij u, bij mij, bij ieder van ons. Heel wat jaren terug was ik in een supermarkt, en aanschuivend aan de kassa viel een relatief jonge man gewoon dood. Zo ineens kan het gaan.

Kardinaal Danneels zei ooit dat we zo zouden moeten leven alsof deze dag onze laatste dag is; gelovig, bereid, klaar. En dat hoeft in wezen geen sombere gedachte te zijn, integendeel. Wij mogen en kunnen nu reeds hier op aarde de vreugde van de eeuwigheid in ons dragen, en in zekere zin mogen we uitkijken naar die eeuwigheid. Als je weet dat je ooit zult moeten gaan, en dat daar Iemand is die met een goddelijke barmhartigheid op je wacht. Mensen, dat is toch groots! We moeten natuurlijk niet wensen zo snel mogelijk onze geliefden te verlaten, maar dit hoeft niet in tegenstelling te zijn om in zekere zin nu reeds uit te kijken naar ons aardse sterven.

Maar wat is klaar zijn? Het betekent – mijns inziens – aandacht schenken aan het feit dat je met iedereen in vrede leeft, dat je je verzoend hebt met mensen waarbij de relatie mogelijk vertroebeld was, dat je als christen weet dat je door je leven en engagementen bouwt aan Gods Rijk met de gaven en talenten u gegeven. Het is in de spiegel kunnen kijken en zeggen (niet narcistisch bedoeld): ‘ik ben goed bezig.’ Of beter gezegd: ‘Ik laat de Heer toe dat Hij in mij tot leven komt. Ik vertrouw me aan Hem toe. Ik verlies mijn leven in Hem. Gods liefde krijgt alle plaats in mijn leven, zowel in het ontvangen als in het doen. Ik wil mijn steentje bijdragen in het leven van de Kerk.’

Laat ons, in de drukte, en de organisatie van ons leven, God niet vergeten. Moge Hij het centrum zijn en blijven van ons leven. Ja, moge zijn liefde gevierd worden door zijn liefde te zijn. Ooit, vroeg of laat, zal het eeuwig leven een vanzelfsprekende verlenging zijn van onze toewijding aan Hem, en van ons leven op aarde.

Laten we bidden

Vader,
moge U het centrum zijn van ons bestaan,
de spirit van ons leven,
opdat wij, geheel toegewijd aan uw Zoon,
uw liefde mogen zijn voor allen ons gegeven.
Om deze genade bidden wij U,
in Christus, onze Heer.
Amen.

Een mooie vrijdag,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.