vrijdag in week 5 van de veertigdagentijd

Uit de profeet Jeremia 20, 10-13

Zelfs door zijn vrienden in het nauw gedreven, verliest Jeremia de moed niet. Want God blijft bij hem. In zijn naam durft de profeet het aan zijn vervolgers te verwensen en eindigt met een lied tot de Heer, die het leven van de arme redt uit de overmacht van de boosdoeners.

De mensen bauwen mij na: “Overal paniek! Overal paniek! Roep het, dan vertellen wij het verder.”
Al mijn vrienden zijn uit op mijn val: “Misschien laat hij zich verleiden, dan krijgen wij hem in onze greep, dan wreken wij ons op hem.”
Maar de Heer staat mij terzijde als een machtig krijgsman. Daarom komen mijn belagers ten val, ze krijgen mij niet in hun greep. Ze zullen diep worden beschaamd, ze zullen hun doel niet bereiken. Ze worden overladen met eeuwige schande, nooit zal die worden vergeten.
Heer van de hemelse machten, die alles rechtvaardig onderzoekt, die hart en nieren doorgrondt, laat mij zien dat U zich op hen wreekt. U leg ik mijn zaak voor.
Zing voor de Heer, loof de Heer, want Hij heeft het leven van de arme uit de handen van boosdoeners gered.

Psalm 18, 3-7

Refr.: Mijn roepen bereikte Gods oren.

Heer, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder,
God, mijn steenrots, bij U kan ik schuilen,
mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht.

Ik roep: ‘Geloofd zij de Heer,’
want ik ben van mijn vijanden verlost.
Mij omsloten de banden van de dood.

De kolkende afgrond joeg mij angst aan,
de banden van het dodenrijk omklemden mij,
op mijn weg lagen de valstrikken van de dood.

In mijn nood riep ik tot de Heer,
ik schreeuwde naar mijn God om hulp.
In zijn paleis hoorde Hij mijn stem,
mijn roepen bereikte zijn oren.

Vers voor het evangelie (Lc. 15, 18)

Ik zal naar mijn vader gaan
en tegen hem zeggen:
Vader, ik heb gezondigd
tegen de hemel en tegen u.

Uit het evangelie volgens Johannes 10, 31-42

Omdat Hij klare taal spreekt verplicht Jezus zijn toehoorders tot een keuze. Wie zichzelf Gods Zoon noemt en beweert dat de Vader in Hem en Hijzelf in de Vader is, bewerkt dat de omstanders partij kiezen: ofwel geloven in Jezus als Gezondene van de Vader en Zoon Gods, ofwel Hem ter dood brengen omwille van zijn godslasterlijke uitspraken.

Toen de Joden weer stenen opraapten omdat ze Hem wilden stenigen, zei Jezus: ‘Ik heb door de Vader veel goeds voor u gedaan; om welke goede daad wilt u Me stenigen?’
‘Voor een goede daad zullen we U niet stenigen,’ antwoordden ze, ‘maar wel voor godslastering: U bent een mens, maar U beweert dat U God bent!’ 
Jezus zei: ‘Staat er in uw wet niet geschreven: “Ik heb gezegd: ‘U bent goden’”? De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden genoemd worden, hoe kunt u Mij, door de Vader geheiligd en naar de wereld gezonden, dan beschuldigen van godslastering wanneer Ik zeg dat Ik Gods Zoon ben? Als wat Ik doe niet van mijn Vader komt, geloof Me dan niet, maar als dat wel het geval is en toch gelooft u Mij niet, geloof dan tenminste wat Ik doe. Dan zult u begrijpen dat de Vader in Mij is en dat Ik in de Vader ben.’ 
En weer wilden ze Hem grijpen, maar Hij ontsnapte.
Hij ging terug naar de overkant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes eerder gedoopt had. Daar bleef Hij. 
Veel mensen kwamen naar Hem toe; ze zeiden: ‘Johannes heeft weliswaar geen tekenen verricht, maar alles wat hij over deze man gezegd heeft is waar.’ 
En velen kwamen daar tot geloof in Hem.

Van Woord naar leven

Vandaag horen we doorheen de profeet Jeremia: ‘Zing voor de Heer, loof de Heer, want Hij heeft het leven van de arme uit de handen van boosdoeners gered.’

Deze bevrijdende uitspraak aan het adres van armen – die door boosdoeners uitgebuit worden – mogen we gerust letterlijk lezen. Door het feit dat ze arm zijn en onrechtvaardig behandeld, zijn ze in goed gezelschap. God de Heer staat aan hun zijde. Moge elke arme dit tot in het diepst van zijn of haar ziel ervaren.

Laten we deze uitspraak ook eens beluisteren als gericht aan onze binnenkant. Want ook daar zijn heel wat boosdoeners die op ons inbeuken en trachten ons van God en gebod weg te houden. Afgoden, gewoonten, stemmingen,… Als we eerlijk in de spiegel kijken, dan kennen we ze.

Hoewel… wat dat ‘eerlijk’ kijken betreft… het is niet evident. Want eigen aan dat soort boosdoeners is dat ze ons vaak blind maken, wat ‘eerlijk in de spiegel kijken’ bijzonder bemoeilijkt. Die blindheid kan zelfs zo ver gaan dat we het kwaad goed gaan noemen, of nog erger: het goede kwaad: ‘Wee degenen die het kwade goed noemen en het goede kwaad, die het licht tot duisternis maken en het duister tot licht, die van zoet bitter maken en van bitter zoet.’ (Jes 5, 20)

Daarom, geliefde mensen, is het zó belangrijk dat we onszelf goed leren kennen. Om deze gave – want dit is écht een gave – mogen we bidden. Wat zijn de afgoden in mijn leven? Wat weerhoudt me om God en de naaste in alle zuiverheid te beminnen? Wat houdt me tegen m’n diepste zelf te zijn?
Bidden om deze gave van onderscheid is van wezenlijk belang willen we innerlijk groeien. Een klare kijk op jezelf, onderscheidend wat van God komt en wat ons van God wegtrekt, is essentieel voor de weg die we als christen gaan. En daarvóór mogen we bidden. Dat is écht zó belangrijk!
Laten we daarbij vertrouwen op het woord van de Heer waar Hij zegt: ‘Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan.’ (Mt 7, 7)

Om dan, vanuit de gekregen gave van onderscheid, de Heer welkom te heten in ons onvermogen. Ontvang Hem in al die donkere steegjes waar zijn licht niet toegelaten werd. De geloofsbelijdenis zegt ons dat de Heer nedergedaald is ter helle. Wel, láát Hem nederdalen in je persoonlijke hellesteegjes. Christus, die gekomen is voor de ‘zieken’ (Mc 2, 17), draagt de kracht in zich om al wat duister is om te buigen naar Gods licht.  Hij zal je helen, optillen. En wel zo dat deze genezing – naar de woorden van André Louf – een ware paaservaring zal worden.

Om vanuit deze innerlijke heling Gods liefde te zijn voor ieder mens die je is toevertrouwd.

Laten we gastvrij zijn voor de Heer. Ja, laat ons Hem welkom heten, tot in de diepste vezels van ons bestaan, om – zoals Felix Tmmermans het zo krachtig uitdrukt – ‘vlam van zijne Vlam te worden’.

Laten wij bidden …

Heer,
maak ons arm en leeg,
helder van innerlijk zien,
opdat wij,
ons toevertrouwend aan U,
in U mogen opstaan,
Gods liefde barend
doorheen al ons doen en laten.
In uw naam.
Amen.

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.