Witte Donderdag

Uit het boek Exodus 12, 1-8 + 11-14

Het eten van het paaslam.

De Heer zei tegen Mozes en Aäron, nog in Egypte: ‘Voortaan moet deze maand bij jullie de eerste maand van het jaar zijn. Zeg tegen de hele gemeenschap van Israël: “Op de tiende van deze maand moet elke familie een lam of een bokje uitkiezen, elk gezin één. Gezinnen die te klein zijn om een heel dier te eten, nemen er samen met hun naaste buren een, rekening houdend met het aantal personen en met wat ieder nodig heeft. Het mag het jong van een schaap zijn of het jong van een geit, als het maar een mannelijk dier van één jaar oud is zonder enig gebrek. Houd dat apart tot de veertiende van deze maand; die dag moet de voltallige gemeenschap van Israël de dieren in de avondschemer slachten. Het bloed moeten jullie bij elk huis waarin een dier gegeten wordt, aan de beide deurposten en aan de bovendorpel strijken. Rooster het vlees en eet het nog diezelfde nacht, met ongedesemd brood en bittere kruiden.
Zo moeten jullie het eten: met je gordel om, je sandalen aan en je staf in de hand, in grote haast. Dit is een maaltijd ter ere van de Heer, het pesachmaal. Ik zal die nacht rondgaan door Egypte, en Ik zal daar alle eerstgeborenen doden, zowel van de mensen als van het vee, en Ik zal alle Egyptische goden van hun voetstuk stoten, want Ik ben de Heer.
Maar jullie zal Ik voorbijgaan: aan het bloed zal Ik jullie huizen herkennen, en door dat merkteken zal de dodelijke plaag waarmee Ik Egypte straf, jullie niet treffen.
Die dag moet voortaan een gedenkdag zijn, die je moet vieren als een feest ter ere van de Heer. Dit voorschrift blijft voor altijd van kracht, alle komende generaties moeten die dag vieren.’

Psalm 116, 12 + 13 + 15 + 16 + 17 + 18

Refr.: Ik zal de Naam van de Heer aanroepen.

Hoe kan ik de Heer vergoeden
wat Hij voor mij heeft gedaan?

Ik zal de beker van bevrijding heffen,
de Naam aanroepen van de Heer.

Met pijn ziet de Heer
de dood van zijn getrouwen.

Ach, Heer, ik ben uw dienaar,
uw dienaar ben ik, de zoon van uw dienares:
u hebt mijn boeien verbroken.

U wil ik een dankoffer brengen.
Ik zal de Naam aanroepen van de Heer.

Ik zal mijn geloften aan de Heer inlossen
in het bijzijn van heel zijn volk.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 11, 23-26

In de nacht waarin Jezus brood nam.

Broeders en zusters,
wat ik heb ontvangen en aan u heb doorgegeven, gaat terug op de Heer zelf.
In de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd nam Hij een brood,sprak het dankgebed uit, brak het brood en zei: ‘Dit is mijn lichaam voor jullie. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken.’
Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en Hij zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt. Doe dit, telkens als jullie hieruit drinken, om mij te gedenken.’
Dus altijd wanneer u dit brood eet en uit de beker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt.

Uit het evangelie volgens Johannes 13, 1-15

Jezus gaf een bewijs van zijn liefde.

Het was kort voor het pesachfeest. Jezus wist dat zijn tijd gekomen was en dat Hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader. Hij had de mensen die Hem in de wereld toebehoorden lief, en zijn liefde voor hen zou tot het uiterste gaan.
Jezus en zijn leerlingen hielden een maaltijd. De duivel had intussen Judas, de zoon van Simon Iskariot, ertoe aangezet Jezus te verraden.
Jezus, die wist dat de Vader Hem alle macht had gegeven, dat hij van God was gekomen en weer naar God terug zou gaan, stond tijdens de maaltijd op. Hij legde zijn bovenkleed af, sloeg een linnen doek om en goot water in een waskom. Hij begon de voeten van zijn leerlingen te wassen en droogde ze af met de doek die Hij omgeslagen had.
Toen Hij bij Simon Petrus kwam, zei deze: ‘U wilt toch niet mijn voeten wassen, Heer?’
Jezus antwoordde: ‘Wat Ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het wel begrijpen.’
‘O nee’, zei Petrus, ‘míjn voeten zult u niet wassen, nooit!’
Maar toen Jezus zei: ‘Als Ik ze niet mag wassen, kun je niet bij mij horen’, antwoordde hij: ‘Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!’
Hierop zei Jezus: ‘Wie gebaad heeft hoeft alleen nog zijn voeten te wassen, hij is al helemaal rein. Jullie zijn dus rein–maar niet allemaal.’ Hij wist namelijk wie Hem zou verraden, daarom zei Hij dat ze niet allemaal rein waren.
Toen Hij hun voeten gewassen had, deed Hij zijn bovenkleed aan en ging weer naar zijn plaats.
‘Begrijpen jullie wat Ik gedaan heb?’ vroeg Hij.
‘Jullie zeggen altijd “meester” en “Heer” tegen mij, en terecht, want dat ben Ik ook. Als Ik, jullie Heer en jullie meester, je voeten gewassen heb, moet je ook elkaars voeten wassen. Ik heb een voorbeeld gegeven; wat Ik voor jullie heb gedaan, moeten jullie ook doen.

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus tot Petrus, en tot ieder van ons: ‘Als Ik je voeten niet mag wassen kun je niet bij mij horen.’

Dit gaat tegen alle wereldse logica in. God zelf knielt voor de mens om de voeten te wassen, om hem te reinigen. Dat kan Christus omdat Hij een en al Liefde is. De Liefde gaat nooit boven de ander staan, maar treedt de naaste tegemoet als een mindere. Dat is Liefde. Zo is God.
Wie deze daad van de Heer niet toelaat, zo zegt Hij, kan niet bij Hem horen. Hij zal nooit Jezus’ deelgenoot kunnen zijn.

In de biecht gebeurt net hetzelfde. Daar knielt de Heer voor de biechteling. Doorheen de priester geeft de Heer de absolutie en neemt de biechteling in zich op.

Het is dus in de reiniging dat Christus ons in zich opneemt. De reiniging bestaat er juist in nederig te worden, niet enkel naar het voorbeeld van de Heer, maar ‘in’ de Heer. Nederig ten opzichte van God, en van Hem uit nederig tegenover de mens.

Nederigheid jegens God is nodig. Wie zichzelf boven God plaatst maakt zichzelf tot schepper, zal zelf bepalen wat goed en kwaad is, zal zich het leven toe-eigenen, en zal zich altijd boven de ander stellen, en daarmee de ware liefde geen kans geven. Wie zich nederig opstelt naar God toe, laat God God zijn. Hij zal de schepper van je leven mogen zijn, de spirit en de zin van je bestaan. Graag zul je je aan Hem schenken in Christus, zodat je in Jezus’ naam Gods goedheid zal belichamen. Daarom niet volmaakt, maar wel op weg zijnde. Je zult je leven op aarde nu reeds diep verbonden beleven met het eeuwig leven. Kortom, je zult leven als christen.

Maar dus ook nederig tegenover de medemens, en wel vanuit je nederigheid tegenover God. Nooit of te nimmer zul je je boven de ander plaatsen. Je zult als een werkelijke broeder of zuster naast je naaste staan, met hem meegaan, hem dragen. Je zult bereid zijn, telkens opnieuw, de ander de voeten te wassen, knielend bij wijze van spreken, in diep respect voor ieder ander, de liefde dienend en beminnend.

De bron om nederig door het leven te gaan vinden we terug in de eucharistie: de Heer zelf. Oh wat een geschenk aan de Kerk gegeven: de Heer zicht- en tastbaar onder ons. Heerlijk toch. Wat een creativiteit van God om zo in zijn Zoon onder ons aanwezig te komen en te zijn. Geniaal! Geen mens die zoiets zou kunnen bedenken.

En juist dat geschenk moeten de meesten van ons dit jaar missen door het coronaverhaal. Jammer. Ja, diep jammer. Maar laten we niet treuren. Moge dit gebeuren ons juist meer doen verlangen naar de eucharistie. Zie het als twee verliefden die door omstandigheden elkaar een tijd niet kunnen zien. Hun verlangen elkaar te ontmoeten zal alleen maar sterker worden. En het feest zal des te groter zijn wanneer ze uiteindelijk elkaar opnieuw zullen treffen.

Ja lieve mensen, laten we van de eucharistie houden, met een verliefdheid die ons doet smelten van hemels plezier naar de Heer te verlangen.

‘Ik zou u kunnen opeten’, zeggen we soms van mensen van wie we zielsveel houden. Het zou ongepast zijn dit letterlijk te nemen. Wel, bij de Heer mag je dat nu wel. Niet nu, wel terug binnenkort; laat ons hopen. Natuurlijk gaat het veel dieper dan het ‘opeten’. Het gaat om een zich laten opnemen door God door zijn Zoon welkom te heten in ons diepste binnenste.

Laten we van elke eucharistieviering een feest maken; een feest van gemeenschap met de hemel.

Maar laten we ook eucharistische mensen zijn in het dagelijks leven; ons gevend in de liefde van Christus aan allen die God op ons levenspad plaatst, en de mensen waarvoor we bidden. Eucharistie en voetwassing zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden.

Ik wens u een mooie Witte Donderdag toe. Anders dan anders. Voor de meesten van ons zal een geestelijke communie worden, maar in wezen hoeft dat niet minder te zijn. Laat het juist een ‘meer’ zijn, uitkijkend naar die zalige moment van samensmelting met de Heer binnen enkele weken.

En, bijna vergeten: Aan onze priesters onder ons: een mooie witte feestdag. En een diepe dank-je-wel om jullie ja-woord.
Laten we samen voor hen bidden!

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
levend aanwezig is de eucharistie, en op deze wijze levend Hart van de Kerk, open ons hart voor dit groot geschenk. Maak ons doorheen deze zelfgave van U tot gemeenschap in U, opdat we het feest mogen verstaan en beleven te leven in uw liefde, door elkaar voortdurend de voeten te wassen, tot meerdere glorie van elke mens, én van God, Vader van ieder mensenkind.
In uw naam. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.