woensdag in de 3e paasweek

Uit de Handelingen van de Apostelen 8, 1-8

De eerste christenvervolging bracht mee dat velen wegvluchtten uit Jeruzalem en de nieuwe godsdienst in andere streken verbreidden. Zo zien we Fillipus in Samaria: hij predikt er de dood en de verrijzenis van Jezus, hij roept op tot bekering en doopt er vele nieuwe christenen. Waar christenen zijn, moet vreugde heersen.
De lezing vraagt ook aandacht voor Saulus, fanatieke vervolger van de christenen, die later de grote apostel Paulus zal worden.


Saulus keurde de moord op Stefanus goed.
Nog diezelfde dag brak er een hevige vervolging los tegen de gemeente in Jeruzalem, zodat allen verspreid werden over Judea en Samaria, met uitzondering van de apostelen.
Vrome mannen begroeven Stefanus en hielden een luide dodenklacht voor hem.
Saulus probeerde de gemeente te vernietigen door mannen en vrouwen met geweld uit hun huizen te sleuren en hen te laten opsluiten in de gevangenis.
Degenen die verdreven waren, trokken rond en verkondigden het woord van God.
Filippus ging naar de stad Samaria, en verkondigde hun de messias. Alle inwoners luisterden met grote belangstelling en vol ontzag naar wat hij zei toen ze de wonderen zagen die hij verrichtte: veel mensen werden bevrijd van onreine geesten, die hen onder luid geschreeuw verlieten, en tal van verlamden en kreupelen werden genezen. Daarover ontstond grote vreugde in de stad.

Psalm 66, 1-7a

Refr.: U bent mijn rots, mijn vesting.

Heel de aarde, juich voor God,
bezing de eer van zijn Naam,
breng Hem eer en lof.

Zeg tot God: Hoe ontzagwekkend zijn uw daden,
uw vijanden kruipen voor u, zo groot is uw macht.

Laat heel de aarde voor U buigen
en zingen, uw Naam bezingen.

Kom en zie de werken van God,
zijn daden vervullen de mens met ontzag.

Hij heeft de zee veranderd in droog land,
zijn volk trok te voet door de rivier.

Laten wij ons dan in Hem verheugen.
Machtig heerst Hij voor eeuwig.

Uit het evangelie volgens Johannes 6, 35-40

‘Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat Ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’

Jezus sprak:
‘Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.
Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u Me gezien.
Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft.
Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie Hij Mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat Ik hen allen laat opstaan op de laatste dag.
Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat Ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’

Van Woord naar leven

Jezus zegt ons vandaag: ‘Iedereen die de Vader Mij geeft zal bij Mij komen, en wie bij Mij komt zal Ik niet wegsturen, want Ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat Ik wil, maar om te doen wat Hij wil die Mij gezonden heeft.’

Natuurlijk dragen wij als christenen de intentie in ons niemand weg te sturen die op welke wijze ook langskomt in ons leven. We dragen die intentie omdat we weten dat het evangelie dit vraagt: Sluit niemand uit, iedere mens is een kind van God, ieder vraagt bemind te worden, en bovenal: God vraagt dit.
Ok, tot zover de intentie.

De realiteit echter – en we weten dat maar al te goed – leert ons dat we wel degelijke keuzes maken wie wel welkom is, wie minder, en wie niet. De meest lastige mensen zijn wellicht zij die het meest aan onze portemonnee zitten. Dat raakt ons nog het meest. Bedelaars mogen er wel zijn, maar toch hebben we het liefst dat ze geen geld vragen.
Maar in onze dagelijkse omgang maken we ook we ook keuzes, waarschijnlijk meer dan we zelf vermoeden. Mensen die ons antipathiek overkomen zijn doorgaans in ons hart, in ons huis, op onze kamer,… minder ‘welkom’ dan zij waarmee we een spontane hartelijke relatie hebben. Menselijk hoor. Maar soms kleingeestig.
Keuzes maken wie we wel of niet ontvangen gaat dikwijls in tegen de liefde. Ach, we weten het wel.

Jezus, zo horen we vandaag, stuurt niemand weg. Iedereen is bij Hem welkom, ook de meest lastige mensen. Ja, ook u en ik. Moest Jezus keuzes maken… het zou tegen de liefde zijn, tegen Gods wil. En daar Jezus de verpersoonlijking is van Gods liefde, is ieder mensenkind bij Hem welkom. Dank zij God, en God zij dank.

Wij, als christenen, en in wezen iedere mens, zijn geroepen deze ‘liefde voor allen’ in ons te dragen, en deze daad-werkelijk te beleven. Als we eerlijk zijn willen we dat ook. We willen goede mensen zijn, we dorsten ernaar de liefde van God te belichamen in ons leven. Maar dikwijls zijn we zwak, bakken er weinig van, en blijven op onze innerlijke dorst zitten.

Laat het een troost zijn te weten dat puur vanuit ons mens-zijn iedereen welkom heten quasi onmogelijk is. Jezus weet dat. En daarom zegt Hij in geen mis te verstane woorden vandaag: ‘Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.’
Zoals het brood brood-nodig is om onze fysieke honger te stillen, zo is het beminnen van Jezus van fundamenteel belang om Gods liefde te kunnen zijn. Ons diepste verlangen om Gods minne te belichamen mogen we leggen in de schoot van de Heer, opdat Hij het kan vervullen met zijn genade.
Anders gezegd: De Heer kent onze dorst, en Hij wilt niet liever dan ons ter hulp komen opdat we inderdaad die mensen zouden worden naar waar we diep van binnen zo verlangen.

Sleutel ‘het geloof’.

Zoals eerder deze week hier is gezegd: geloven is in wezen een gebedshouding, een zich toevertrouwen aan de Heer. Dat houdt in dat we toelaten dat Hij de spirit mag zijn van onze liefde. We geven het roer in zijn handen. Of beter gezegd: we hebben lief verenigd met Hem; Hij met ons en door ons. En dan wordt er echt véél mogelijk. Veel meer dan wanneer we liefhebben los van Hem.

Dus wanneer je vaststelt dat je zelf, of u als gemeenschap, weinig bakt wat betreft het belichamen van Gods liefde: ga persoonlijk, of als gemeenschap, in gebed. En vraag de Heer dat Hij u/jullie komt aanraken met de gave van het liefhebben. Vraag het met je hart, in diepe ontmoeting met Hem.

En laten we als christenen elkaar zo nabij zijn dat we mekaar stimuleren liefdevol aanwezig te zijn voor elkaar en allen die God op ons levenspad brengt.
De Heer is het brood. De Heer geeft het brood. Maar in onze omgang met elkaar mogen wij ook dat brood zijn voor elkaar; Jezus met ons en door ons.

Moge Pasen gebeuren.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
moge uw heilige Geest ons in diepe overgave brengen aan uw Zoon in ons hart. Moge dit samenzijn ertoe leiden Hem te erkennen in al die situaties en mensen waardoor Hij naar ons toekomt. Mogen we liefhebben vanuit Hem, in Hem, door Hem, opdat wij in al onze daden een afstraling mogen zijn van uw liefde.
Om deze genade bidden wij U, in Christus, onze Broeder en Heer. Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.