woensdag in de eerste week van de advent

Uit de profeet Jesaja 25, 6-10a

Op het einde der tijden zullen alle volkeren samenkomen op de berg Sion, de stad van God zelf. Zij zullen er geoordeeld worden op de dag van de Heer, ofwel zullen zij er deelnemen aan zijn groot feestmaal. Lijden en dood zullen dan plaats maken voor een volheid van leven en vreugde.

Op deze berg richt de Heer van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan: uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen. Op deze berg vernietigt Hij de sluier waarmee alle volken omhuld zijn, het kleed dat alle volken bedekt. Voor altijd doet Hij de dood teniet.
God, de Heer, wist de tranen van elk gezicht, de smaad van zijn volk neemt Hij van de aarde weg – de Heer heeft gesproken.
Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: Hij zou ons redden. Hij is de Heer, Hij was onze hoop. Juich en wees blij: Hij heeft ons gered!’ De hand van de Heer rust op deze berg.

Psalm 23, 1-6

Refr.: U nodigt mij uit aan uw tafel.

De Heer is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.

Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.

U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
U zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.
Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik verblijf in het huis van de Heer
tot in lengte van dagen.

Vers voor het evangelie (Jes 33, 22)

Alleluia.
De Heer is onze rechter,
onze wetgever, onze koning,
Hij zal ons redden.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 15, 29-37

De komst van Christus betekent geluk voor allen: zieken worden genezen, ongelukkigen vinden troost en levensmoed. Hij geeft overvloedig te eten. Al deze wonderen wijzen op de vervulling van de oude voorspellingen. Lijden, honger, dorst, eenzaamheid, kortom alles wat ons kan verhinderen gelukkig te zijn, zal verdwijnen bij de komst van de Heer.

Bij het Meer van Galilea ging Jezus de berg op; daar ging Hij zitten. Er kwamen grote mensenmassa’s op Hem af. Ze brachten verlamden, blinden, kreupelen, doofstommen en vele anderen mee, die aan zijn voeten werden gelegd, en Hij genas hen allen. De mensen zagen vol verwondering hoe doofstommen gingen spreken, kreupelen beter werden, verlamden gingen lopen en blinden konden zien, en ze loofden de God van Israël.

Nadat Jezus zijn leerlingen bij zich had geroepen, zei Hij: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij Me en ze hebben niets te eten. En hen met een lege maag naar huis sturen wil Ik niet, want dan raken ze onderweg uitgeput.’ 
De leerlingen antwoordden: ‘Maar waar halen we in deze verlatenheid genoeg brood vandaan om al die mensen te voeden?’ 
Jezus vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’
Ze zeiden: ‘Zeven, en wat visjes.’ 
Hij gaf de mensen opdracht op de grond te gaan zitten. Toen nam Hij de zeven broden en de vissen, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen, en die deelden ze uit aan de mensen. Iedereen at en werd verzadigd, en toen ze de stukken brood die over waren ophaalden, hadden ze zeven manden vol.

Van Woord naar leven

WONDER VAN LIEFDE
(Bij Mt 15, 29-37)

Vandaag horen we het gebeuren van de broodvermenigvuldiging. Met zeven broden en wat visjes gaf Jezus de hele mensenmassa te eten tot ze verzadigd waren. En er was zelfs nog over.

Zeven broden en wat visjes …
Dat is niet veel. Het is zelfs bijzonder weinig kijkende naar de grote groep mensen die daar rond Jezus en de leerlingen verzameld was. En toch kon Jezus er een wonder van vermenigvuldiging mee verrichten.
Is dit in ons dagelijks leven ook niet zo? Laat ons eerlijk zijn: wat hebben we de Heer te bieden? In vergelijking met de liefde die wij van Hem mogen ontvangen is het gewoonlijk niet al te veel. Bij wijze van spreken enkel wat broden en een paar visjes.

En toch kan Jezus wonderen verrichten wanneer wij dat beetje in onszelf aan Hem schenken. Maar we moeten het ‘willen’ schenken. Niet denken van: ‘Jezus kan met mijn gave weinig doen’. Of: ‘Ik ben onwaardig’. Jezus wacht op ons. Hij wacht totdat we onszelf geven aan Hem, ook al is dat in onze ogen niet veel.
Het mooie is dat Jezus met dat heel klein beetje van onzentwege wonderen kan verrichten; wonderen van liefde. We moeten het Hem alleen ‘willen’ schenken. Dat vraagt moed, nederigheid en keuze.

Beroepshalve praat ik in het woonzorgcentrum waar ik werk ongeveer heel de dag met mensen. En zo vaak hoor ik dat mensen gebukt gaan onder zondebesef. Ze voelen zich klein door foute keuzen die ze vroeger jaren gemaakt hebben. Of ze voelen zich onwaardig. Merkwaardig toch hoe mensen zich zo vaak naar beneden halen. En die goede Jezus maar wachten.

Geliefde mensen, allemaal kunnen we iets aanbieden, ongeacht ons verleden. Er is niemand die niets kan aanbieden. En dat ‘iets’, dat is namelijk jezelf. Dat kan, bij wijze van spreken, de grootste heilige, maar ook de grootste zondaar doen. Vraag is: geloven we wel dat Jezus wacht?  En dat Hij met ons zijn wonder van liefde wil en kan doen? Geloven dat wel? En zo ja, kunnen we dat geloof omarmen? Kunnen we die uitnodiging van de Heer liefhebben en koesteren? En wel op zo’n wijze dat we ons inderdaad, uit liefde voor God, uit liefde voor de liefde, aan Hem schenken?

Als we spreken over ‘Kom, ga Hem tegemoet!’ – om binnen ons adventsthema te blijven – dan betekent dat met je hele zijn naar de Heer toegaan, je hele zijn aan Hem aanbieden. Als geschenk, gave, offer, … hoe je het ook benoemt. Diep in onszelf, waar Hij zijn inwoning heeft, wacht Hij totdat we ons aan Hem toevertrouwen.

Ik zou zeggen: doe dat eenvoudig, met een diep en sterk geloof: ‘Heer, hier ben ik. Ik ben bereid. Ik ben beschikbaar. Neem me. Voor U wil ik er zijn. Doe met mij wat U goed vindt. In uw dienst wil ik leven. Uw instrument wil ik worden’.
Bid dit vol overgave, en laat toe dat Hij u in zich opneemt. En – niet onbelangrijk – neem tijd voor je gebed. Bemin de tijd en heb de stilte lief. En laat maar gebeuren. Jouw overgave aan de Heer zal van jou een andere mens maken, een instrument dat – groeiend in Hem – meer en meer beeld zal worden van de Allerhoogste.

En zo zal de broodvermenigvuldiging niet enkel een gebeuren zijn van tweeduizend jaar geleden, maar ook van vandaag, en wel door jou heen. En als het goed is door de Kerk heen.

Kom, laten we de Heer tegemoet treden, ons ten diepste aanbieden aan Hem, omwille van allen die God ons toevertrouwt.

Laten we bidden

Goede God,
help ons af te dalen in ons diepste ik
waar we Christus zullen ontmoeten
met uw woorden: ‘Ik zal er zijn voor u’.

Oh Jezus, trek ons in uw gloed,
in uw warmte, uw liefde.
Verenig ons met U,
verinnig ons in U,
leer ons onszelf te verliezen in U,
om ons weer opnieuw te vinden in God,
als zijn bemind kind
dat door U geroepen wordt
beeld en gelijkenis te zijn
van Gods heilige liefde.

Kom heilige Geest,
beziel ons,
doe ons verlangen,
wees het vuur van ons gebed.

Om deze genade bidden wij,
in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

Moge je gebed een ware toewijding zijn aan Gods aanwezigheid diep in jezelf.
Een mooie dinsdag.
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.