woensdag in week 10 door het jaar

Uit het eerste boek Koningen 18, 20-39

Achab stuurde boden naar alle stammen van Israël en liet ook alle profeten op de Karmel bijeenkomen.
Daar sprak Elia het volk als volgt toe: ‘Hoe lang blijft u nog op twee gedachten hinken? Als de Heer God is, volg Hem dan; is Baäl het, volg dan hem.’
De Israëlieten gaven geen antwoord. Toen zei Elia: ‘Ik ben de enige profeet van de Heer die nog over is. De profeten van Baäl zijn met vierhonderdvijftig man. Breng ons twee stieren. Zij mogen als eersten een stier uitkiezen. Laten ze die in stukken snijden en op een brandstapel leggen, maar ze mogen het hout niet aansteken. Ik zal de andere stier gereedmaken en op een brandstapel leggen, maar ik zal het hout niet aansteken. U moet de naam van uw god aanroepen, en ik zal de naam van de Heer aanroepen. De god die antwoordt met vuur, is de ware God.’ Heel het volk stemde met dit voorstel in.
‘Begint u maar, u bent met velen,’ zei Elia tegen de profeten van Baäl. ‘Kies maar een dier en maak het gereed voor het offer. Roep dan de naam van uw god aan, maar steek het hout niet in brand.’
De profeten namen een van de twee beschikbare stieren en maakten die voor het offer gereed. De hele morgen lang riepen ze Baäl aan: ‘Baäl, geef ons antwoord!’ Maar het bleef stil en niemand gaf antwoord, hoe ze ook dansten en sprongen rond het altaar dat daar was opgericht. Toen het middaguur aanbrak, begon Elia hen te honen: ‘Roep zo hard u kunt! Hij is toch een god? Hij is zeker in gepeins verzonken. Ik denk dat hij zich even moest afzonderen. Is hij soms op reis gegaan? Misschien slaapt hij, en moet u hem wekken!’ De profeten riepen uit alle macht en brachten zichzelf, zoals hun gewoonte was, met zwaarden en lansen verwondingen toe tot het bloed over hun lijf stroomde. In vervoering bleven ze schreeuwen, maar ook toen het middaguur allang voorbij was en het uur voor het graanoffer aanbrak, was er nog steeds geen enkele reactie gekomen: het bleef stil, niemand gaf antwoord.
Elia zei tegen de Israëlieten dat ze naar hem toe moesten komen. Toen ze bij hem waren komen staan, bouwde hij het verwoeste altaar van de Heer weer op. Hij nam twaalf stenen, evenveel als het aantal stammen van Israël, de nakomelingen van de zonen van Jakob, tot wie de Heer had gezegd: ‘Israël is je nieuwe naam.’ Met die twaalf stenen maakte hij een altaar ter ere van de Heer, en daaromheen liet hij een geul graven met een lengte van driehonderd el. Hij stapelde het brandhout op, sneed de stier in stukken en legde die op de brandstapel. Toen zei hij: ‘Vul vier kruiken met water en giet die over het offer en het brandhout uit.’ Toen dat gebeurd was, liet hij het nog een tweede en een derde keer doen. Het water liep over het altaar heen en de geul eromheen kwam vol water te staan. Toen het uur voor het graanoffer was aangebroken, trad de profeet Elia op het altaar toe en zei: ‘Heer, God van Abraham, Isaak en Israël, vandaag zal blijken dat U in Israël God bent, en dat ik U dien en dit alles in uw opdracht gedaan heb. Geef mij antwoord, Heer, geef antwoord. Dan zal dit volk beseffen dat U, Heer, God bent en dat U het bent die hen tot inkeer brengt.’ Het vuur van de Heer sloeg in en verteerde het brandoffer met brandhout, stenen, as en al; zelfs het water in de geul likte het op. Alle Israëlieten zagen het, en allen wierpen zich voorover op de grond en riepen: ‘De Heer is God, de Heer is God!’

Tussenzang: Ps 16, 1-2a + 4-5 + 8 + 11

Refr.: Behoed mij, God, ik schuil bij U.

Behoed mij, God, ik schuil bij U.
Ik zeg tot de Heer: ‘U bent mijn Heer’.
‘Wie u volgt, wacht veel verdriet.’
Ik pleng voor hen geen bloed meer,
niet langer ligt hun naam op mijn lippen.
Heer, mijn enig bezit, mijn levensbeker,
U houdt mijn lot in handen.

Steeds houd ik de Heer voor ogen,
met Hem aan mijn zijde wankel ik niet.
U wijst mij de weg van het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

Vers voor het evangelie (Ps 25, 4-5a)

Alleluia.
Maak mij, Heer, met uw wegen vertrouwd,
leer mij uw paden te gaan.
Wijs mij de weg van uw waarheid
en onderricht mij.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 17-19

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie dus ook maar het minste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de minste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan.’

Van Woord naar leven

LEVEND GEMAAKT IN CHRISTUS
(Bij Mat 5, 17-19)

Vandaag zegt Jezus: ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.’

De gerechtigheid van het Oude Testament moet evolueren naar christelijke liefde. Jezus wil nieuw leven schenken aan wat vanuit het verleden naar ons toe komt. In dat verleden ligt een goddelijke lijn; er loopt een rode draad vanuit God die bij Jezus niet plotseling ophoudt of wordt doorgesneden. Integendeel.

Jezus zélf is de vervulling van wat het oude belooft. In Hem worden de Wet en de Profeten levend. Wie zich aan Christus schenkt als Degene die de vervulling is van het Oude Verbond, zal leven in eerbied voor de traditie, herboren in Hem, vol enthousiasme en geestdrift. De eeuwenoude geboden zullen in Christus volledig tot leven komen door hen die zich aan Hem toewijden.

Christus heeft ons bevrijd van slaafs gehoorzamen aan de letter van de wet. Hij leert ons dat het niet draait om rigide naleving van regels, maar om het begrijpen en omarmen van de geest achter die regels. Leven naar de letter van de wet leidt in zekere zin tot zonde, omdat het ons gevangen houdt in een starre vorm van rechtvaardigheid zonder hart en zonder leven. Maar leven naar de geest van de wet brengt bevrijding. Het opent ons hart voor liefde, genade en waarheid, en leidt ons naar een diepere en rijkere relatie met God en onze medemensen.

Het is de Heilige Geest, ons geschonken door Christus, die ons in die vrijheid zal leiden; een vrijheid die ons in staat stelt ons aan Christus te geven en deel te hebben aan zijn liefde, los van welke vorm van slavernij dan ook.

Laten we bidden

Goede God,
moge uw heilige Geest ons bezielen.
Geef ons de genade om in Jezus te leven,
die de vervulling van uw beloften is.
Moge onze toewijding aan Hem
ons hart openen voor liefde en vrede
en ons leven vervullen met enthousiasme en vreugde.
In uw naam.
Amen.

Geliefde mensen, moge je dag vandaag getekend zijn door een diepe toewijding aan de Heer.
Genegen, kris


Om mee op weg te gaan

Wat betekent het voor mij om volledig vrij te zijn van elke vorm van slavernij en volledig toegewijd te zijn aan Christus?


Blog ‘Van Woord naar leven’

Reageren of uitwisselen betreffende de lezingen of de overweging, kan via de blog ‘Van Woord naar leven’.

Klik hier voor de blog.

Reacties worden geplaatst na moderatie om de kwaliteit van het gesprek te waarborgen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.