woensdag in week 12 door het jaar

Uit het boek Genesis 15, 1-12 + 17-18

Ter voorbereiding op het verbond van de berg Sinaï sloot God zijn verbond met Abram. God waarborgt hem een rijke afstamming en het beloofde land. Op dit initiatief antwoordt Abram met een totaal vertrouwen en God rekent hem dat als gerechtigheid aan.

De Heer richtte zich tot Abram in een visioen: ‘Wees niet bang, Abram: Ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.’
‘Heer, mijn God’, antwoordde Abram, ‘wat voor zin heeft het mij te belonen? Ik zal kinderloos sterven, en alles wat ik bezit zal het eigendom worden van Eliëzer uit Damascus. U hebt mij immers geen nakomelingen gegeven; daarom zal een van mijn dienaren mijn erfgenaam worden.’
Maar de Heer sprak opnieuw tot hem: ‘Nee, niet je dienaar zal jouw bezittingen erven, maar een kind dat jijzelf zult verwekken.’
Daarop leidde Hij Abram naar buiten. ‘Kijk eens naar de hemel’, zei Hij, ‘en tel de sterren, als je dat kunt.’ En Hij verzekerde hem: ‘Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen.’
Abram vertrouwde op de Heer en deze rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad.
Ook zei de Heer tegen hem: ‘Ik ben de Heer, die jou heeft weggeleid uit Ur, uit het land van de Chaldeeën, om je dit land in bezit te geven.’
‘Heer, mijn God’, antwoordde Abram, ‘hoe kan ik er zeker van zijn dat ik het in bezit zal krijgen?’
‘Haal een driejarige koe’, zei de Heer, ‘een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge gewone duif.’
Abram haalde al deze dieren, sneed ze middendoor en legde de twee helften van elk dier tegenover elkaar. Alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen gieren op de kadavers af, maar Abram joeg ze weg. Toen de zon op het punt stond onder te gaan, viel Abram in een diepe slaap. Opeens werd hij overweldigd door angst en diepe duisternis.
Toen de zon ondergegaan was en het helemaal donker was geworden, was daar plotseling een oven waar rook uit kwam, en een brandende fakkel die tussen de dierhelften door ging.
Die dag sloot de Heer een verbond met Abram. ‘Dit land’, zei Hij, ‘geef Ik aan jouw nakomelingen, van de rivier van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat.’

Psalm 105, 1-4 + 7-9

Refr.: Heer, U bent goed en genadig.

Loof de Heer, roep luid zijn Naam,
maak zijn daden bekend onder de volken.

Zing en speel voor Hem,
spreek vol lof over zijn wonderen.

Beroem u op zijn heilige Naam.
Wees blij van hart, u die de Heer zoekt.

Zie uit naar de Heer en zijn macht,
zoek voortdurend zijn nabijheid.

Hij is de Heer, onze God,
zijn besluiten gelden over de hele aarde.

Tot in eeuwigheid zal Hij gedenken
zijn belofte aan duizend geslachten.

Het verbond dat Hij sloot met Abraham
en voor Isaak bevestigde met een eed.

Uit het evangelie volgens Matteüs 7, 15-20

Woorden alleen zijn niet doorslaggevend om de echte profeten of de echte christenen te onderkennen. Wat is trouwens een woord ? Ook in onze tijd zijn de daden van mensen van zeer groot belang om hun geloofwaardigheid te laten blijken. Een zieke boom kan geen goede vruchten dragen.

Jezus zei tot zijn leerlingen:
‘Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen.
Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels?
Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten.
Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan.
Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen.
Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten herkennen.

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus: ‘Elke goede boom draagt goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten.’

Wanneer wij naar de vruchten van ons eigen leven kijken, dan weten we waar ons hart is. Als ons hart geworteld is in Christus, dan zullen onze vruchten christelijk zijn, en dus goed. Als ons hart z’n thuis heeft in het duistere, zullen onze vruchten naargelang zijn.

Keuze en genade zijn de sleutels die zullen bepalen waar ons hart zich bevindt, en dus welke vruchten we zullen kennen in ons leven.

Vooreerst genade. Zonder Gods hulp zijn we immers tot weinig in staat. Enkel wat krachtpatserij van onzentwege zullen oppervlakkig gezien misschien enkele mooie vruchten opleveren. Maar in wezen het zal een eenmanszaakje blijven, ver weg van de diepere bedoeling van ons leven. Een christen is geroepen te leven in het waaien van de Geest. De Geest immers zal ons begeleiden op onze weg naar de Heer. Hij zal ons binnen voeren in het leven van Christus. Met, in en door Christus zullen we dan leven, vruchten afleverend die ten diepste christelijk zijn; liefde-vol, vervuld van God. Meer: de vruchten van ons leven zullen vol van genade zijn, omdat de Heer door ons heen mensen zal aanraken, genezen, oprichten.
Wie leeft in diepe verbondenheid met de Heer zal immers een paasmens zijn. Hij zal niet enkel zelf leven in de paasgenade, maar hij zal dit paaslicht ook uitstralen in zijn gebed voor Kerk en wereld, in al wat hij doet, naar allen die hij ontmoet.

Waar ons hart zich bevindt heeft niet enkel met genade te maken, maar ook met keuze; persoonlijke keuze. Je kan namelijk kiezen je buiten de genade van God te plaatsen. Je kan kiezen God niet toe te laten in je leven. Ook al hoor je Hem kloppen aan de deur van je hart, zelfs al heb je Hem op een of andere manier echt al diep ervaren in je leven, je kan Hem op een bepaald moment afwijzen. Redenen van allerlei aard kunnen hiervan aan de oorzaak liggen. Maar we kunnen Hem afwijzen.
Ik denk zelfs dat we dit meer doen dan we doorgaans vermoeden. Bijvoorbeeld bewust meedoen met roddel; mensen aanspreken met de bedoeling anderen in een kwaad licht te plaatsten. De genade zal ons aansporen dit niet te doen, en toch doen we het wel. We kiezen ervoor ons niet te laten leiden waartoe God ons uitnodigt. We vegen zijn hulp van tafel en kiezen voor het duistere praktijkje dat ‘roddel’ noemt. Met soms – we weten dat – vele kwalijke gevolgen van dien. Roddel is een voorbeeld, maar er zijn heel wat zaken in het leven die we doen waarvan we eigenlijk goed weten dat ze niet ok zijn, dat ze buiten Gods wil liggen.
Met andere woorden: christelijk leven is gave, is genade, maar is ook heel persoonlijke keuze. En dit laatste is maar goed ook. Het is juist in de keuze voor God dat we onze liefde voor Hem kunnen tonen. Anders zouden we robotten zijn in de handen van God. Nee, christelijk leven vraagt keuze. Het is biddend, met hart en ziel, het grote ‘Gij’ uitspreken. Jezelf leggend in het leven van Christus. Toelatend dat de Geest dit aan je laat gebeuren.

Moge je gebedsleven van die aard zijn dat je hart geheel geopend is voor God, kiezend voor Hem, drinkend van zijn genade; in Christus.

En dan zullen de vruchten van je leven vruchten van de Heer zijn.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer God,
help ons te kiezen voor U, ook wanneer het kwade lokt. Mogen de vruchten van ons leven een gevolg zijn van ons leven in U.
Om deze genade bidden wij, in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.