woensdag in week 14 door het jaar

Uit het boek Genesis 41, 55-57; 42, 5-7a + 17-24a

Met aalmoezen de mensen aan zich binden is iets wat wij voortdurend rondom ons zien gebeuren. Zo was ook de situatie van Jozef aan het hof van de farao. Maar voor zijn broeders weet hij deze toestand te doorbreken ondanks zijn vroegere uitstoting. Hij vergeeft grootmoedig en schept nieuwe kansen om opnieuw te beginnen.

Toen de Egyptenaren honger begonnen te lijden en de mensen steeds luider om eten riepen bij de farao, zei deze tegen hen: ‘Ga maar naar Jozef en doe wat hij zegt.’
Toen de hongersnood zich over het hele land had uitgebreid, liet Jozef alle voorraadschuren openen en verkocht hij het graan aan de bevolking. De hongersnood in Egypte werd steeds erger, en ook uit alle andere landen kwamen de mensen naar Egypte om bij Jozef graan te kopen; zo erg was de hongersnood overal.
Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, samen met vele anderen, omdat de hongersnood ook Kanaän in zijn greep hield.
6 Jozef was de hoogste machthebber in het land en iedereen moest bij hem graan kopen. Toen zijn broers voor hem verschenen, bogen ze zich diep voor hem neer. Zodra Jozef zijn broers zag herkende hij hen, maar hij deed alsof zij vreemden voor hem waren.
Hij hield hen drie dagen in hechtenis. De derde dag zei hij tegen hen: ‘Als jullie in leven willen blijven, doe dan wat ik zeg, want ik heb ontzag voor God. Als jullie werkelijk eerlijke mensen zijn, moet een van jullie hier gevangen blijven. De rest gaat naar huis, met graan om de honger van jullie gezinnen te stillen. En breng me dan je jongste broer, om te bewijzen dat jullie de waarheid hebben gesproken; dan wordt niemand van jullie ter dood gebracht.’ Ze stemden toe, en ze zeiden tegen elkaar: ‘Dit is onze straf omdat we ons niets hebben aangetrokken van de smeekbeden van onze broer, terwijl we toch zagen dat hij doodsbenauwd was. Daardoor zitten wij nu in de ellende.’
Ruben zei: ‘Heb ik jullie niet gezegd dat je je niet aan de jongen moest vergrijpen? Maar jullie wilden niet luisteren. Nu wordt ons zijn dood betaald gezet.’
Ze wisten niet dat Jozef hen verstond, want hij maakte gebruik van een tolk. Jozef liep bij hen vandaan, omdat hij zijn tranen niet kon bedwingen.

Psalm 33, 2 + 3 + 10 + 11 + 18 + 19

Refr.: Zing voor de Heer een nieuw lied.

Huldig de Heer bij de klank van de lier,
speel voor Hem op de tiensnarige harp.

Zing voor Hem een nieuw lied,
speel en zing met overgave.

De Heer doet de plannen van volken teniet,
Hij verijdelt wat naties beramen.

Het plan van de Heer houdt eeuwig stand,
wat Hij beraamt, blijft van geslacht tot geslacht.

Het oog van de Heer rust op wie Hem vrezen,
en hopen op zijn trouw.

Hij zal hen redden in doodsgevaar,
bij hongersnood zal hij hun leven sparen.

Uit het evangelie volgens Matteüs 10, 1-7

Jezus vertrouwt zijn zending toe aan de apostelen. Aanvankelijk was deze alleen bedoeld voor de mensen van Israël, maar na zijn verrijzenis voor alle volkeren.

Jezus riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.
Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die Hem zou uitleveren.
Deze twaalf zond Jezus uit, en Hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.”’

Van Woord naar leven

Jezus riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen. Zo lezen we vandaag in het evangelie.

Gisteren hoorden we nog hoe we allen geroepen zijn herder te zijn voor elkaar. Vandaag specificeert Jezus deze zending. Hij vraagt de onreine geesten uit te drijven, iedere ziekte, elke kwaal.

Wanneer we de krant lezen, het journaal bekijken, de wereld rondom ons gade slaan, of een blik werpen in ons eigen hart, zien we dikwijls heel wat kwaad; onreine geesten zeg maar. Alsof het kwaad de mens soms zo in z’n macht heeft dat het sterker wordt dan die mens: een soort bezetenheid. Het kan zo sterk zijn dat het de mens ten diepste verziekt, vervreemdt van zijn Schepper. Het kwade is hij goed gaan noemen, in naam van God gebruikt men geweld, bootvluchtelingen weigert men aan land te nemen, de schepping eigent men zich toe, de liefde wordt verkracht, leugens worden goedgepraat, alles voor het geld, enz…

Vandaag een oproep om de wereld van het kwaad te genezen.

We kunnen daar op vier manieren aan beantwoorden.

Een eerste manier is zelf diep in de spiegel kijken van ons eigen hart, biddend dat God ons de genade mag schenken mogelijk kwaad in ons eigen leven onder ogen te zien. Dit vraagt nederigheid, moed en liefde voor de waarheid.
En dan vragen om vergeving. Dit kan sacramenteel in een biecht, maar het kan ook eenvoudig doorheen persoonlijk gebed. Vragen om vergeving, om ontferming, om genezing. Vanuit een oprecht berouw, in het volle voornemen afstand te doen van het kwaad.

Een tweede manier is de wereld, de mensheid, bij God brengen doorheen dagelijks gebed, door een voortdurende smeekbede om genezing van het kwaad. Niet vanuit minachting, niet vanuit oordeel, maar puur uit liefde voor de medemens. Deze vorm van liefdadigheid voor de mensheid mogen we niet onderschatten. Ze is van enorm groot belang. De wereld snakt naar deze vorm van dienstbaarheid.

Een derde manier om het kwade uit de wereld te helpen is door zelf door en door goed te zijn. Goed doen vanuit Jezus in je hart. Zonder dat je over het kwaad spreekt, verdrijft goed doen het kwaad. Omdat Jezus door zij die goed doen de mensheid aanraakt. En zijn aanraking geneest.
Als christenen zijn we geroepen mensen te zijn vol van genade. Dat betekent: toelaten dat de Heer door ons heen mensen en situaties genezend aanraakt.

Een vierde manier om het kwade de wereld uit te helpen is de moed hebben het kwade te benoemen, bereid zijnde in het hart van het kwaad te gaan staan; letterlijk. Niet enkel door daden en voorbeeld, maar met woorden. Roepend. Als een vuur. De barricade op. Het kwaad aan het licht brengend.
Dit vraagt moed. Want heel dikwijls oogst je geen onmiddellijk succes, integendeel. De kans dat je uitgelachen en verfoeid wordt is zeer reëel. Misschien word je opgepakt, vervolgd, misschien zelfs vermoord.
Van belang is dat je diep in jezelf hier dicht bij de Heer blijft; in zijn liefde.
Als je vervolgd wordt omwille van de waarheid, omwille van Hem, ben je in goed gezelschap, want Hij is met je, en zal je de kracht en de genade ontvangen stand te houden.
Met dergelijke manier van doen moeten we verstandig omgaan. Het past zeker niet in alle situaties. Soms kunnen we door een grote mond meer kwaad doen dan goed. Langs de andere kant is het soms nodig dat het kwade klaar en duidelijk benoemd wordt. Mensen verstaan soms geen andere taal.

Moge God de wereld bevrijden van het kwaad.

En laat ons door en door goede mensen zijn, beeld van de Vader, zijn goedheid dragend en uitdragend.

Als we met z’n allen vanuit Christus goed zijn, dan is dat als de zon die opkomt en alle duisternis verdrijft.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
schenk ons de nederigheid en de moed uw leven uit te dragen. Geef dat wij ieder mogen ontmoeten vanuit de liefde waarmee Gij ons bemint. Schenk ons de genade ons in deze taak U nooit te verlaten.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.