woensdag in week 24 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan Timoteüs 3, 14-16

Paulus schrijft in het kort aan zijn naaste medewerker Timoteüs waarop het geloof van de Kerk berust. Het is op Christus die ons God heeft geopenbaard, die trouw is geweest aan de Geest en Gods menslievendheid heeft laten zien aan heel de wereld. Daarom heeft de Vader Hem verheerlijkt en blijft Hij verder voor ons zorgen.

Dierbare,
hoewel ik hoop spoedig naar je toe te komen, schrijf ik je dit alles voor het geval ik mocht worden opgehouden. Dan weet je hoe men zich moet gedragen in het huis van God, dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid.
Ongetwijfeld is dit het grote geheim van ons geloof: Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam, in het gelijk gesteld door de Geest, is verschenen aan de engelen, verkondigd onder de volken, Hij vond geloof in de wereld, is opgenomen in majesteit.

Psalm 111, 1-6

Refr.: Genadig en liefdevol is de Heer.

Ik wil de Heer loven met heel mijn hart
in de grote kring van oprechten.
Machtig zijn de werken van de Heer,
wie ze liefheeft, onderzoekt ze.

Zijn daden hebben glans en glorie,
zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.
Hij stelde een gedenkdag in voor zijn wonderen,
genadig en liefdevol is de Heer.

Hij gaf voedsel aan wie Hem vrezen,
eeuwig gedenkt Hij zijn verbond.
Hij toonde zijn volk de kracht van zijn daden
en gaf hun het land van andere volken.

Vers voor het evangelie

Alleluia.
Uw woorden, Heer, zijn geest en leven;
uw woorden zijn woorden van eeuwig leven.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 7, 31-35

Johannes de Doper werd niet aanvaard omdat hij een ascetisch leven leidde; Christus werd niet aanvaard omdat Hij at en dronk. Sommige mensen gedroegen zich echt wel als grillige kinderen. Waren ze openhartig geweest, ze zouden de tekenen van God hebben onderkend, want de Wijsheid raakt het hart van de eenvoudigen.

Jezus sprak:
‘Waarmee zal Ik de mensen van deze generatie vergelijken, waarop lijken ze? Ze lijken op kinderen die op het marktplein zitten en elkaar toeroepen: “Toen we voor jullie op de fluit speelden, wilden jullie niet dansen, toen we een klaaglied zongen, wilden jullie niet treuren.” Want Johannes de Doper is gekomen, hij eet geen brood en drinkt geen wijn, en jullie zeggen: “Hij is door een demon bezeten.” De Mensenzoon is gekomen, Hij eet en drinkt wel, en jullie zeggen: “Kijk toch eens, wat een veelvraat, wat een dronkaard, die vriend van tollenaars en zondaars.” En toch is de Wijsheid door al haar kinderen in het gelijk gesteld.’

Van Woord naar leven

GODLOF

In psalm 111 zingen we vandaag: Ik wil de Heer loven met heel mijn hart.

God lof toezingen … dat doen we heel vaak in ons gebed: doorheen psalmen, lofzangen, liturgische gebeden, eigen – al dan niet spontane – gebeden. En dat is goed. God is alle lof waardig en het is goed Hem die lof toe te zingen.
Wanneer we God lof brengen verheffen we ons hart tot Hem vanuit dankbaarheid om wie Hij is, om wie en wat Hij geeft, om datgene waartoe Hij oproept.
‘Hij is onze dankbaarheid waardig’, bidden we terecht in de liturgie.
Ja, laat ons maar zingen!

En zoals het dan vaak gaat: vanuit ons gebed stappen we het dagelijkse leven in. We doen wat we te doen hebben. Inkopen doen, het huishouden, werk, studie. En hier schuilt vaak een addertje onder het gras. Waarmee ik wil zeggen: het gevaar bestaat erin dat we ons gebedsleven en ons dagelijks leven opsplitsen in twee verschillende bezigheden. In tijd gezien is dat ook zo, maar naar inhoud hoeft dat niet zo te zijn.

Eergisteren was ik in ‘Abdij van Park’ in Leuven voor een studiedag die als titel kreeg: ‘Ora et labora – kloosterambachten in de kijker’. De lezing – gehouden door br. Thomas Quartier osb – ging over gebed en arbeid en het belang van deze twee in balans te beleven. We hebben namelijk de neiging om gebed en leven (arbeid) op te splitsen. Het gebed – zo stelde br. Thomas –  is het ware werk, en het werk is evenwaardig aan de liturgie. Het is beiden ‘Opus Dei’, het ‘werk van/voor God’. Dezelfde eerbied die je voor God koestert tijdens je bidden zou moeten voortvloeien in iedere ontmoeting die je hebt doorheen de dag; niet meer, niet minder. Het respect dat je hebt voor God zou je moeten koesteren voor iedere medemens die je ontmoet, voor de dingen die je doet, voor de materialen waarmee je werkt, voor de aarde waarop je leeft.

In die zin zouden we ‘God lof toezingen’ niet mogen beperken tot ons expliciet gebed. Alsof er na, of naast, het gebed een andere realiteit plaatsheeft. Het biddend hart zou moeten blijven kloppen tijdens onze arbeid en al onze bezigheden. In die zin kunnen werk en ontmoetingen een ware liturgie zijn, niet minder – wel anders -dan de liturgie die we samen beleven in de Kerk waarin we onze lof zingen naar God toe.

Ja mensen, laat ons de geest van het gebed bewaren in onze bezigheden. Laten we elkaar ontmoeten met dezelfde eerbied die we voor de Heer koesteren tijdens de eucharistieviering of ons dagelijks gebed. Laat ons – naar de woorden van Paulus – bidden zonder ophouden (1 Tes 5, 17).

Laten we bidden

Vader,
moge uw heilige Geest
ons hart voortdurend verheffen tot U.
Moge alzo ons leven getekend zijn
door dankzegging en lof
in al onze ontmoetingen
en in al wat we doen.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

Dát biddend hart, geliefde mensen, wens ik ieder van jullie ten diepste toe.
Een mooie woensdag,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.