woensdag in week 33 door het jaar

Uit het tweede boek Makkabeeën 7, 1 + 20-31

In die dagen werden zeven broers en hun moeder gearresteerd en op bevel van de koning met gesels en riemen gemarteld om hen te dwingen verboden varkensvlees te eten. 
Nog bewonderenswaardiger was de moeder. Als iemand het verdient dat haar nagedachtenis in ere wordt gehouden, is zij het wel. In één dag tijd zag ze haar zeven zonen omkomen, maar ze doorstond het heldhaftig, omdat ze haar hoop op de Heer gevestigd hield. Vastberaden sprak ze ieder van hen bemoedigend toe, in hun moedertaal, haar vrouwelijke overwegingen kracht bijzettend met mannelijke koelbloedigheid: ‘Hoe jullie in mijn buik ontstaan zijn, weet ik niet. Niet ik heb jullie de levensadem geschonken of de bestanddelen waaruit ieder van jullie bestaat tot een harmonisch geheel geordend. De schepper van de wereld, die aan de oorsprong staat van het ontstaan van de mens en die van alles het ontstaan heeft uitgedacht, zal jullie in zijn barmhartigheid de levensadem teruggeven, omdat jullie jezelf nu opofferen omwille van zijn voorschriften.’ 
Antiochus, in de veronderstelling dat zij zich minachtend over hem uitliet, dacht in haar stem een belediging aan zijn adres te beluisteren. Daarom deed hij, toen alleen de jongste nog was overgebleven, niet alleen met woorden een beroep op hem, maar verzekerde hem ook met plechtige eden dat hij hem rijk en gelukkig zou maken als hij de tradities van zijn voorouders zou afzweren. Hij zou hem dan in de kring van zijn vertrouwelingen opnemen en hem belangrijke functies toevertrouwen. Maar de jongeman ging hier niet op in.
Daarop riep de koning de moeder erbij en spoorde haar aan de jongen aan zijn verstand te brengen dat hij door dit aanbod aan te nemen zijn leven kon redden. Hij drong zo lang aan dat ze zich ten slotte bereid verklaarde om te proberen de jongen te overtuigen. Daarmee hield ze de wrede tiran echter voor de gek, want toen ze zich naar haar zoon overboog zei ze in hun moedertaal tegen hem: ‘Mijn jongen, heb medelijden met mij. Negen maanden heb ik je in mijn buik gedragen en drie jaar heb ik je gezoogd. Ik heb je opgevoed en grootgebracht tot wat je nu bent, en al die jaren heb ik je gekoesterd. Nu vraag ik je, mijn kind: kijk naar de hemel en de aarde en alles wat ze bevatten, en besef dat God dit alles niet gemaakt heeft uit iets dat al bestond, en weet dat ook de mensheid op dezelfde wijze ontstaan is. Wees niet bang voor die beul, maar laat zien dat je je broers waardig bent en aanvaard de dood, dan zal ik door Gods barmhartigheid jou en je broers terugkrijgen.’ 
Nauwelijks had ze dit gezegd, of de jongen riep uit: ‘Waar wacht u op? Ik gehoorzaam het bevel van de koning niet, ik gehoorzaam het bevel van de wet die Mozes onze voorouders heeft gegeven. En u, aanstichter van alle rampspoed die de Hebreeën treft, denk maar niet dat u aan de greep van God zult ontkomen.’ 

Psalm 17, 1 + 5 + 6 + 8b + 15

Refr.: Verberg mij in deschaduw van uw vleugels.

Luister, Heer, ik vraag om recht,
luister naar mijn smeken,
hoor mijn gebed –
geen leugen komt over mijn lippen.

Mijn voeten volgden uw spoor,
mijn stappen wankelden niet.
Ik roep tot U om hulp,
want U geeft mij antwoord.

Wil mij horen, God,
luister naar mijn spreken,
verberg mij in de schaduw van uw vleugels

Laat mij, recht gedaan,
uw gelaat aanschouwen,
bij het ontwaken
mij verzadigen aan uw beeld.

Vers voor het evangelie (Heb 4, 12)

Alleluia.
Het woord van God is levend en krachtig,
het dringt diep door tot waar ziel en geest,
been en merg elkaar raken.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Lucas 19, 11-28

Aan de mensen die stonden te luisteren, vertelde Jezus nog een gelijkenis, aangezien Hij nu dicht bij Jeruzalem was en zij dachten dat het koninkrijk van God nu spoedig zou aanbreken. 
Hij zei: ‘Een man van voorname afkomst ging op reis naar een ver land om het koningschap in ontvangst te nemen en dan terug te keren. Hij riep tien van zijn dienaren bij zich, gaf elk van hen één mine zilver en zei tegen hen: “Ga daarmee handeldrijven terwijl ik weg ben.” Maar zijn landgenoten haatten hem en stuurden afgevaardigden achter hem aan met de boodschap: “We willen niet dat die man koning over ons wordt!” 
Bij zijn terugkeer, toen hij het koningschap had ontvangen, liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen om te vernemen wat ze met handeldrijven hadden verdiend. 
De eerste kwam en zei: “Heer, uw mine zilver heeft tien mine opgeleverd.” Zijn meester zei: “Voortreffelijk, je bent een goede dienaar. Omdat je betrouwbaar bent geweest in iets zeer gerings verleen ik je het bestuur over tien steden.” 
De tweede kwam zeggen: “Uw mine, heer, heeft vijf mine opgebracht.” Tegen hem zei hij: “Jij krijgt het bestuur over vijf steden.” 
Toen kwam de derde dienaar, die zei: “Heer, hier is uw mine, die ik in een doek voor u heb bewaard. Ik was bang voor u, omdat u een streng man bent die terugvordert wat hij niet heeft gestort en oogst wat hij niet heeft gezaaid.” Zijn meester zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar, met je eigen woorden zal ik je veroordelen! Je wist dat ik een streng man ben en terugvorder wat ik niet heb gestort en oogst wat ik niet heb gezaaid? Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank in bewaring gegeven? Dan had ik het bij mijn terugkeer met rente kunnen opeisen.” 
En tegen degenen die erbij stonden zei hij: “Neem hem zijn mine af en geef die aan de knecht die er tien verworven heeft.” 
Ze zeiden tegen hem: “Heer, hij heeft er al tien!” 
“Ik zeg jullie: wie heeft zal nog meer krijgen; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. En die vijanden van mij die niet wilden dat ik koning over hen werd, breng hen hier en dood ze voor mijn ogen.”’
Na deze woorden trok Jezus verder, op weg naar Jeruzalem.

Van Woord naar leven

LEVEN VOOR DE ANDER
(Bij Lc 19, 11-28)

Ieder mens op deze wereldbol, dus ook u en ik, is een uniek wezen. We kunnen op elkaar lijken, maar in wezen zijn we allen verschillend van elkaar. Al was het maar doordat we allemaal een eigen lichaam hebben, een eigen persoonlijkheid, een eigen karakter. Veel hebben we meegekregen met onze genen, van onze ouders zoals zij van hun ouders. Veel van wat we zijn is bepaald of gevormd door de plek waar we geboren zijn op deze wereld (cultuur), door onze opvoeding thuis of elders, door zaken die we meegemaakt hebben. Je zou kunnen stellen: heel veel van wat of wie we zijn is beïnvloed geworden door zaken die ons overkomen zijn, en waar we als persoon dikwijls geen, of weinig, keuze in hadden.

Anderzijds is het zo dat ieder van ons een autonomie in zich draagt; een autonomie die zich versterkt naarmate we volwassen worden. Als volwassenen (in wording) worden we zelfstandig, en in zekere zin onafhankelijk van elkaar, van regimes, of van wat dan ook. Wanneer we het volle leven ingaan dragen we daarin een grote verantwoordelijkheid. Naast wie we zijn door ons verleden, wordt wie we vandaag zijn ook bepaald door de keuzes die we heel persoonlijk maken en waar we zelf verantwoordelijk voor zijn.

Het verhaal wat Jezus vandaag vertelt zegt dat ieder van ons in zijn persoon gaven en talenten draagt waarvan het de bedoeling is dat ze tot ontwikkeling komen, en wel ter opbouw van de samenleving. Of christelijk gezegd: ter opbouw van Gods rijk hier op aarde.
Talenten zijn zaken waar we goed in zijn, en waar we maar al te graag tijd en energie in steken om deze tot bloei te laten komen. Wat goed is. God zij dank dat we hiermee de wereld ‘mooi’, aangenaam en zinvol kunnen maken. Denk aan muzikanten, schrijvers, filmregisseurs, kunstschilders,…
Gaven zijn zaken die God in ons gelegd heeft, bouwstenen zeg maar, om onze roeping waar te kunnen maken. Ik denk aan de gave van het priesterschap of een andere religieuze roeping, de gave van het woord kunnen nemen, de gave van zorg aan een medemens, …
In de realiteit is het niet altijd zo klaar om aan te geven wat nu precies talenten zijn, en wat gaven. Op zich is het zinvol dit onderscheid te maken. Maar vooral is het belangrijk dat onze gaven en talenten tot ontwikkeling en bloei komen, tot welzijn van onze wereld. Of zoals gezegd: ter opbouw van Gods rijk.

Het evangelie roept op om je gaven en talenten niet weg te stoppen, er niet lui mee om te gaan, maar integendeel. We moeten ze beminnen en koesteren, niet om ons ego te voeden, maar juist door ze niet toe te eigenen, en ze te ‘gebruiken’ tot heil van allen.

Onlangs las ik bij Thomas Merton: ‘Wij moeten in ons leven die keuzes maken die de treffendste eigenschappen van onze persoonlijkheid gelegenheid geven zich te ontplooien.’ Daar gaat het dus om. Onszelf alle mogelijkheden geven, die keuzes maken, zodat onze gaven en talenten kunnen openbloeien, tot ‘zegen’ voor de ander.

Als pastoraal medewerker in het woonzorgcentrum ben ik soms aanwezig op teamvergaderingen met verpleeg- en zorgkundigen. Onlangs daagde ik hen uit om van en aan elkaar te vertellen (ieder kreeg één collega toegewezen) wat ieders talenten zijn die hen niet enkel mooi maken maar die ook een unieke bijdrage leveren wat betreft de opbouw van het team, en het leven van onze bewoners in het woonzorgcentrum. We hoorden de prachtigste zaken. Het mooiste wat in hen leefde kwam naar boven, kwam ter sprake. Wat prachtige mensen allemaal! Ik nodigde hen uit hun kwaliteiten diep te koesteren, en ze fier en nederig te ‘beleven’ in hun werk als zorgkundigen.

Van belang is ook dat dat we zo’n samenzijn scheppen met elkaar, dat onze gaven en talenten naar boven kunnen komen. Dit vraagt een nederige houding naar elkaar toe. Wie zich boven de ander stelt maakt het de ander bijna onmogelijk om zijn talenten tot beleving te laten komen; wat jammer is.

Geliefde mensen, laten we dankbaar zijn om de gaven en talenten die ieder van ons in zich draagt. Begraaf ze niet, stop ze niet weg, hou ze niet voor jezelf, ga er niet lui mee om, maar ‘gebruik’ ze ten dienste van de medemensen. Tot lof en eer van hen, én God die ons gemaakt heeft zoals we zijn, én ons roept te zijn wie we in de diepte zijn: geschapen naar zijn beeld en gelijkenis.

Laten we bidden

Vader,
wij danken U om de gaven
die U in ieder van ons hebt neergelegd
om medebouwers te kunnen zijn
van uw rijk van liefde hier op deze aarde.
Mogen wij de moed, de nederigheid,
en de liefde in ons dragen,
die ons in staat stellen
onze gaven en talenten ten volle te benutten;
tot het leven van de Kerk,
en allen die U ons toevertrouwt.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

Geliefde mensen, laat ons de gaven van het liefhebben ten volle benutten voor ieder ander.
Een mooie woensdag voor ieder van jullie.
Met een genegen groet,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.