woensdag in week 6 door het jaar

Uit de brief van Jakobus 1, 19-27

Het woord van God ligt aan de grondslag van ons christelijk bestaan. Het werd in ons uitgezaaid bij ons doopsel. Ons antwoord zal er in bestaan overeenkomstig die roeping te leven. Wij moeten onze eigen woorden hiermee in overeenstemming brengen en metterdaad het evangelie beleven.

Geliefde broeders en zusters,
onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden. Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen rechtvaardig is. Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. 
Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. Want wie de boodschap hoort maar er niets mee doet, is als iemand die het gezicht waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt: hij ziet zichzelf, maar zodra hij wegloopt is hij vergeten hoe hij eruitzag. Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet, die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt – hem valt geluk ten deel, juist in wat hij doet. 
Wie meent dat hij godsdienstig is, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. 
Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en jezelf vrijwaren van de smetten van de wereld.


Psalm 15, 2-5

Refr.: Wie goed doet komt nooit ten val.

Wie de volmaakte weg gaat en doet wat goed is,
wie oprecht de waarheid spreekt.
Hij doet aan lasterpraat niet mee,
hij benadeelt een ander niet
en drijft niet de spot met zijn naaste.

Hij veracht wie geen achting waard is,
maar eert wie ontzag heeft voor de Heer.
Zijn eed breekt hij niet, al brengt het hem nadeel,
voor een lening vraagt hij geen rente,
hij verraadt geen onschuldigen voor geld.


Alleluia. (Joh. 8, 12)
Ik ben het licht voor de wereld.
Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis,
maar heeft licht dat leven geeft.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Marcus 8, 22-26

De genezing van de blinde wordt beschreven tegen de achtergrond van de voorbereidingen op het doopsel uit die tijd. Het gaat om een langzaam proces. Eer een mens duidelijk ziet, moet hij zich inleven in het klimaat van het geloof. Dit geloof heeft immers de vorm van een persoonlijke ontmoeting; hiervoor is groei vereist.

Jezus en zijn leerlingen kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij Hem gebracht, en men smeekte Hem om de man aan te raken. 
Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’
Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ 
Daarna legde Hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder.
Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing: ‘Ga het dorp niet in!’

Van Woord naar leven

Jezus pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’
Hij begon weer te zien en zei: ‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’ 
Daarna legde Hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder.

Vandaag beluisteren we een geleidelijke genezing.

Wanneer wij bidden komt het erop aan dat we leren luisteren, en wel zo luisteren dat we uiteindelijk doen wat we beluisteren, zo gehoor geven dat we gehoorzamen aan wat we horen. We zullen merken dat hoe aandachtiger we bidden, we steeds minder te zeggen hebben, tot we zelfs in zekere zin niets meer zullen zeggen: we worden een luisterende.

Bidden is je eigen spreken tot stilstand brengen. Het is stil worden, stil zijn, stil blijven. Om te kunnen ontvangen van Hem die geven wilt zoals Hij het wilt.

Nadat de Heer de blinde uit het evangelie van vandaag had aangeraakt kon hij weer zien, maar in eerste instantie zag hij maar half. Hij zag de mensen als bomen. Hij had meer aanraking van de Heer nodig om volledig ziende te worden. Zo is het ook met ons gebed. Laat ons niet te snel denken dat we volmaakte ontvangers of luisteraars zijn. Dikwijls luisteren of ontvangen we maar half. Ook wij hebben meer ontmoeting met, en aanraking van, de Heer nodig. Daarvoor moeten we leren stil worden, werkelijk diep stil, om het Woord, de Heer zelf, in zijn volheid te kunnen ontvangen en ontmoeten, zodat het ons kan omvormen en transformeren tot Gods liefde.

Laten we geduld hebben met onszelf, veel geduld. En laten we vooral de moed niet opgeven, en zeker onszelf niet veroordelen, als het niet meteen lukt, ook al gaan daar jaren over.

Laten we ons te ruste leggen in Gods barmhartigheid, ons gevend aan zijn Geest die ons steeds dieper zal binnenleiden in het gebed van Christus.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
moge uw Geest ons bezielen. Mogen we vanuit zijn gloed stil worden diep in onszelf om U in Christus ten diepste te kunnen horen en ontmoeten. Geef dat we niet te snel zouden denken dat we U kennen, of dat we doen wat Gij van ons vraagt. Maak ons nederig en bescheiden. Maak van ons hart een gebedsplaats waar het stil is en waar een diepe ontvankelijkheid ons in staat stelt U in Christus in volheid te kunnen aanhoren en ontmoeten. Om vanuit uw leven in ons gehoor te kunnen geven aan wat Gij van ons vraagt.
Om deze genade bidden wij, verinnigd in Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.