zaterdag in de 2e paasweek

Uit de Handelingen van de Apostelen 6, 1-7

Bij de uitbreiding van de Kerk doen zich enkele materiële problemen voor van taakverdeling. Bovendien was er een spanning tussen de christenen van zuiver joodse oorsprong en Grieks sprekende christenen, die zich achteruitgesteld achtten. De apostelen moeten zich uitsluitend wijden aan het evangelisatiewerk en de religieuze verdieping. De gemeenschap mocht uit hun midden zeven mannen ‘die vervuld zijn van de heilige Geest’ (dat is de voorwaarde!) voorstellen die door de apostelen tot diakens worden gewijd door gebed en handoplegging.

Toen het aantal leerlingen toenam, ontstond er op een gegeven moment ontevredenheid bij de Griekstaligen, die de Hebreeuwssprekenden verweten dat de weduwen uit hun groep bij de dagelijkse ondersteuning werden achtergesteld. 
Daarop riepen de twaalf apostelen de voltallige gemeenschap van leerlingen bijeen en zeiden: ‘Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord. Kies daarom, broeders en zusters, uit uw midden zeven wijze mannen die goed bekendstaan en vervuld zijn van de Geest. Aan hen zullen we deze taak opdragen, terwijl wij ons zullen wijden aan het gebed en aan de verkondiging van het woord van God.’ 
Alle leerlingen stemden met dit voorstel in. Ze kozen Stefanus, een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest, en verder ook Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een proseliet uit Antiochië. Ze lieten deze mannen plaatsnemen voor de apostelen, die een gebed uitspraken en hun daarna de handen oplegden. 
Het woord van God vond steeds meer gehoor, zodat het aantal leerlingen in Jeruzalem sterk groeide; ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof.

Psalm 33, 1 + 2 + 4 + 5 + 18 + 19

Refr.: Juich, rechtvaardigen, voor de Heer.

Juich, rechtvaardigen, voor de Heer,
de oprechten moeten Hem loven.
Huldig de Heer bij de klank van de lier,
speel voor Hem op de tiensnarige harp.

Oprecht is het woord van de Heer,
alles wat Hij doet is betrouwbaar.
Hij heeft recht en gerechtigheid lief,
van de trouw van de Heer is de aarde vervuld.

Het oog van de Heer rust op wie Hem vrezen
en hopen op zijn trouw:
Hij zal hen redden in doodsgevaar,
bij hongersnood zal Hij hun leven sparen.

Vers voor het evangelie

Alleluia.
Christus stond op uit het graf,
Hij die voor ons stierf op een kruis.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 6, 16-21

Zelfs een diep gelovig mens zal wel eens twijfelen als in zijn leven storm en verwarring woedt. ‘Ik ben er, wees niet bang’, klinkt Jezus’ woord. De leerlingen maken zo’n crisis door. Geloof vraagt een zich volledig toevertrouwen, zonder reserves, zonder twijfel. Dit woord van Jezus zal hen opnieuw moed geven.

Bij het vallen van de avond daalden Jezus’ leerlingen af naar het meer; ze stapten in een boot en zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en Jezus was nog niet naar hen toe gekomen. Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig. Toen ze vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen ze plotseling Jezus over het water lopen; Hij was dicht bij de boot en ze werden bang. Maar Hij zei: ‘Ik ben het, wees niet bang.’ Ze wilden Hem aan boord nemen, en meteen kwam de boot aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.

Van Woord naar leven

Jezus zegt vandaag: ‘Ik ben het, wees niet bang’.

Diep vanbinnen zijn ook wij dikwijls angstig: bang ons eigen ikje te verliezen, bang – zoals we enkele dagen geleden hier zeiden – ons roer volledig uit handen te geven aan de Heer. Of anders gezegd: we zijn bang in Gods liefde te treden.
Jezus kent onze vrees, onze twijfel, onze angst. Hij kent ze meer dan wij ze zelf kennen. En juist door het feit dat Hij er weet van heeft komt Hij ook tot ons met die heldere en bevrijdende woorden: ‘Ik ben het, wees niet bang’.

Laten we deze woorden in de stilte van ons hart met veel liefde overwegen. Het is immers de Heer zelf die deze woorden in ons diepste zijn komt neerleggen, met de uitnodiging ons aan Hem toe te vertrouwen.

Toen de leerlingen, zo lezen we, de Heer aan boord wilden nemen kwam hun boot meteen aan land. Zo is het ook in ons leven. Wanneer we ingaan op de uitnodiging van de Heer Hem in ons toe te laten, wanneer we ermee instemmen dat Hij de leiding mag nemen over ons innerlijk leven, krijgen wij grond onder de voeten; vaste grond, de grond van ons bestaan. Grond waarop we kunnen bouwen, leven, liefhebben. Die grond is immers de Heer zelf: fundament van ons bestaan, levend hart van ons leven.

Lieve mensen, ga met al je angsten, twijfels, klein geloof of ongeloof, naar de Heer. En tracht zijn woorden ‘Ik ben het, wees niet bang’ te ontvangen alsof de Heer zelf je komt bezoeken, want zo is het ook.

Vlij je tegen Hem aan, ontvang Hem. Moge Hij de grond worden van je bestaan.

Laat ons bidden …

Heer Jezus,
leg in onze angsten uw bevrijdend woord:
‘Ik ben het, wees niet bang’.
Omarm ons ongeloof,
trek ons in de gloed van uw liefde,
opdat Gij de grond moogt worden
van ons bestaan,
waarop wijzelf,
en anderen,
kunnen bouwen.
In uw naam.
Amen.

Een mooi en gezegend weekend voor u allen,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.