zaterdag in week 23 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 10, 14-22

Christus-gezinden komen regelmatig samen om naar hun opdrachtgever te luisteren. Zij komen er hun gezindheid vernieuwen. Samen met Christus bieden ze dan weer hun gegeven-zijn aan de Vader aan. De Vader aanvaardt dit offer. Als bewijs hiervan geeft Hij hen het Lichaam van zijn Zoon in handen. Nu kunnen zij meer Lichaam van Christus worden.

Broeders en zusters,
u moet u verre houden van afgodendienst. Ik spreek tot verstandige mensen, dus u kunt wat ik nu zeg naar waarde schatten. Laat de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet delen in het bloed van Christus? Laat het brood dat wij breken ons niet delen in het lichaam van Christus? Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood. Kijkt u eens naar het volk van Israël. Is het niet zo dat allen die van de offers eten, deel hebben aan de altaardienst? 
Wat wil ik met dit alles zeggen? Dat vlees dat aan afgoden geofferd is een bijzondere betekenis heeft? Of dat afgoden werkelijk iets voorstellen? Dat niet, maar wel dat offers aan afgoden offers aan demonen zijn en niet aan God, en ik wil niet dat u zich inlaat met demonen. U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen. Of willen we de Heer tergen? Zijn we soms sterker dan Hij?


Psalm 116, 12 + 13 + 17 + 18

Refr.: Ik zal de beken van bevrijding heffen.

Hoe kan ik de Heer vergoeden
wat Hij voor mij heeft gedaan?
Ik zal de beker van bevrijding heffen,
de Naam aanroepen van de Heer.

U wil ik een dankoffer brengen.
Ik zal de Naam aanroepen van de Heer
en mijn geloften aan de Heer inlossen
in het bijzijn van heel zijn volk.


Vers voor het evangelie (1 Tess 2, 13)

Alleluia.
Ontvang het goddelijk woord,
niet als een woord van mensen,
maar als wat het inderdaad is:
het woord van God.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 6, 43-49

Men kan het christendom perfect kennen. Men kan er zelfs over waken dat de inhoud van het christendom niet vervalst wordt. Dit heeft zijn nut en moet ook gebeuren. Maar de meeste overtuigingskracht gaat uit van hem die doet wat hij voorhoudt, van iemand die goede vruchten draagt.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort, en evenmin brengt een slechte boom goede vruchten voort. Elke boom kun je aan zijn vruchten kennen, want van distels pluk je geen vijgen en van doornstruiken geen druiven. Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.
Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen Mij, maar doen jullie niet wat Ik zeg? Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij Me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt: hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was. Wie wel naar mijn woorden luistert maar niet doet wat Ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen beukte en er alleen een bouwval overbleef.’

Van Woord naar leven

U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen. Of willen we de Heer tergen? Zijn we soms sterker dan Hij?
Zo lezen we bij Paulus vandaag.

Anders gezegd: naar de Mis gaan en tegelijk het kwade dienen… dat kan niet. Dat is absurd. De woorden van Augustinus indachtig ‘In het Brood zie je wat je bent en ontvang je wat je bent’ zijn we geroepen een leven te leiden overeenkomstig de inhoud van de eucharistie. Anders tergen we de Heer, zegt Paulus.

Tja… en toch leert de realiteit ons dat we, ondanks onze liefde voor de eucharistie, niet altijd dat leven leiden dat in overeenstemming is met de eucharistie.

Is dat een reden om niet meer naar de Mis te gaan? Moeten we wachten tot we een zekere graad van heiligheid hebben bereikt om de tafel van de Heer te naderen? Nee hoor, dat zou tegen het evangelie zijn, tegen de woorden van Jezus die gezegd heeft dat Hij niet gekomen is voor de gezonde mensen maar wel voor de zieken. Het is dus goed de Heer te ontvangen in de communie ons bewust zijnde dat we vergeving en heling nodig hebben.

Anderzijds blijft natuurlijk de roeping om te worden wat we in de communie ontvangen: gemeenschap met elkaar in de Heer, gegeven liefde voor de wereld.

Als we het kerkgebouw verlaten na een viering zouden we vernieuwde mensen moeten zijn; nieuw gemaakt door Christus. De oude mens afleggend, in Hem herboren. Telkens opnieuw, zondag na zondag. Gods blijde boodschap is immers zijn barmhartigheid voor de wereld, dus ook voor ieder van ons. Wie naar de Mis gaat, klopt zich – indien nodig – nederig op de borst en gooit zich in Gods barmhartigheid; God die telkens weer opnieuw zal vergeven en ons zal doen opstaan in Christus.

Ja, God redt, in de meest diepe betekenis van het woord. Aan ons de stap ons te werpen in zijn armen.

Een mooi weekend,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij bidden om een nederig hart dat ons doet werpen in Jezus’ barmhartigheid, zodat wij, U lovend in Hem, getuigen mogen zijn van uw licht.
Door Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.