zaterdag in week 24 door het jaar

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 15, 35-37 + 42-49

Dikwijls maken mensen moeilijkheden tegen de verrijzenis omdat ze zich de toestand van de verrijzenis niet kunnen voorstellen. Paulus waarschuwt ons voor deze vergissing. Het verrezen lichaam zal eenvoudig niet te vergelijken zijn met het huidige. Het vergankelijke dat wij nu kennen zal helemaal onvergankelijk worden.

Broeders en zusters,
nu zou iemand kunnen vragen: ‘Maar hoe worden de doden opgewekt? Met wat voor lichaam komen ze tot leven?’ Dwaas die u bent! Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. En wat u zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel misschien of iets anders. Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. 
Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest. Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. De eerste mens kwam voort uit het stof, uit de aarde, de tweede mens is hemels. Ieder aards mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede. Zoals we nu de gestalte van de mens uit het stof hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.


Psalm 56, 10c + 11 + 12 + 13 + 14

Refr.: Ik kan wandelen onder Gods hoede in het licht van het leven.

God staat mij terzijde.
Op God, wiens woord ik prijs,
op de Heer, wiens woord ik prijs,
op God vertrouw ik, angst ken ik niet,
wat kan een mens mij aandoen?

Aan U, God, heb ik geloften gedaan,
met dankoffers wil ik U betalen,
U hebt mijn leven aan de dood ontrukt,
mijn voet voor struikelen behoed.
Nu kan ik wandelen onder Gods hoede
in het licht van het leven.


Vers voor het evangelie (1 joh 2, 5)

Alleluia.
In ieder die zich aan Gods woord houdt,
is zijn liefde werkelijk tot volmaaktheid gekomen.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 8, 4-15

Lucas verhaalt ons de parabel van de zaaier evenals Matteüs en Marcus. Maar hij onderlijnt meer de vele mogelijkheden die de wasdom van het zaad kunnen bemoeilijken. Ondanks deze vele kansen tot mislukking blijft de zaaier zijn zaad kwistig uitstrooien. Het Woord van God vindt wel hier of daar een goed stukje in ons waar het kan ontkiemen.

Toen zich een grote menigte verzameld had en uit alle steden mensen naar Jezus toe gekomen waren, vertelde Hij deze gelijkenis: 
‘Een zaaier ging eropuit om te zaaien. Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en het werd vertrapt en door de vogels opgegeten. Een ander deel viel op rotsachtige bodem, maar toen het opschoot, droogde het uit door gebrek aan water. Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het. Maar er viel ook zaad in vruchtbare aarde, en toen het was opgeschoten droeg het honderdvoudig vrucht.’ Hij voegde er met luide stem aan toe: ‘Wie oren heeft om te horen, moet goed luisteren.’

Zijn leerlingen vroegen Hem wat deze gelijkenis betekende. 
Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van God te kennen, maar de anderen krijgen alles in gelijkenissen te horen, opdat ze zien zonder inzicht en horen zonder iets te begrijpen. Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het woord van God. Het zaad op de weg, dat zijn zij die geluisterd hebben, maar daarna komt de duivel en die graait het woord weg uit hun hart, om te voorkomen dat ze worden gered door te geloven. Het zaad op de rotsachtige bodem, dat zijn zij die het woord vol vreugde aannemen wanneer ze het horen, maar het schiet geen wortel; voor het moment geloven ze, maar als ze op de proef worden gesteld, worden ze afvallig. Het zaad dat tussen de distels valt, dat zijn zij die wel geluisterd hebben, maar door zorgen en rijkdom en de genoegens van het leven worden ze gaandeweg verstikt, zodat ze geen vrucht dragen. Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen.

Van Woord naar leven

Jezus beschrijft verschillende types van mensen die verschillend met het woord van God omgaan. Ik pik er eentje uit: ‘Het zaad op de rotsachtige bodem, dat zijn zij die het woord vol vreugde aannemen wanneer ze het horen, maar het schiet geen wortel; voor het moment geloven ze, maar als ze op de proef worden gesteld, worden ze afvallig.’

Ik vermoed dat velen onder ons zich met deze uitspraak aangesproken voelen. We houden van het evangelie, we hebben de Heer (het mensgeworden Woord) lief. En we menen dat heel oprecht. Velen lezen dan ook regelmatig (biddend) in de Bijbel en men besteedt dagelijks tijd aan gebed. Maar als het dagelijks leven de consequenties vraagt van het ‘christen zijn’ dan durft men af te haken, of toch tenminste niet ten volle die weg te gaan die ze beluisterd hebben in de Schrift. Men bemint het Woord, maar vaak is men lauw in het handen en voeten geven van dit Woord. Des mensen…

Maar het is niet omdat het des mensen is, dat we er ons dan maar in moeten berusten. Ik denk dat we de Schrift zo moeten lezen dat het ons voortdurend aanspoort onze menselijke lat te verleggen. De Heer vraagt niets onmogelijks. Hij vraagt het evangelie te beleven, in al z’n eenvoud, maar ook met alle consequenties die het leven volgens het evangelie vraagt.

Wanneer we hierin de held willen uithangen zal het ons gegarandeerd niet lukken. Christendom heeft niets met heldendom te maken. Wel met toewijding en overgave. In, met en door ons wil de Heer het evangelie gestalte geven: Hij met ons, wij met Hem.

Het gevaar bestaat erin dat we ook deze vereniging gaan zien als iets van ons: alsof wij het zijn die ons verenigen met de Heer. Veel beter is het op zo’n wijze binnenin arm te worden dat de Heer zich kan verenigen met ons. We laten dan toe dat Hij ons trekt in zichzelf, in zijn eigen ja-woord tot de Vader. Anders gezegd: veeleer dat wij Hem moeten vinden is het belangrijk om ons te laten vinden door Hem. Dit vraag innerlijke armoede, afdaling, onttroning. Niet makkelijk, wel edel.

In zekere zin zou je kunnen zeggen: we moeten ons door het Woord laten vinden. In het Woord is immers de Heer aanwezig die ons wil opnemen in zichzelf. Wanneer we dus in de Schrift lezen, is het goed dit te doen met een arm en open hart, bereid zijnde ons te laten opnemen.

De vruchten die hieruit voortkomen zullen puur christelijk zijn, in de zin dat ze een gevolg zullen zijn van onze overgave aan Hem, midden het dagelijks leven; trouw en blij belevend.

Meer en meer, steeds dieper, zullen we de weg bewandelen van de laatste groep mensen die Jezus beschrijft: ‘Het zaad in de vruchtbare grond, dat zijn zij die met een goed en eerlijk hart naar het woord hebben geluisterd, het koesteren en door standvastigheid vrucht dragen.’

Een mooi weekend,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
maak ons arm van geest, opdat wij ons mogen laten vinden door uw Zoon. Moge onze verinniging met Hem vruchten afwerpen waarin Gij ten diepste geëerd wordt.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.