zaterdag in week 32 door het jaar

Uit de derde brief van Johannes 5-8

In aanraking komen met ijverige christenen uit andere gemeenten is voor de apostel Johannes aanleiding om te pleiten ons niet op te sluiten in eigen kring, maar terwille van Christus’ naam het evangelie uit te dragen naar anderen.

Geliefde broeder,
uw trouw blijkt uit alles wat u voor de broeders doet, zelfs al kent u hen niet. Ten overstaan van de gemeente hebben zij van uw liefde getuigd. Wees zo goed hen voor de verdere reis toe te rusten op een wijze die God waardig is. Ze zijn immers omwille van de Naam op reis gegaan en accepteren geen steun van de ongelovigen. Daarom horen wij zulke mensen gastvrij te ontvangen en zo mee te werken aan de verkondiging van de waarheid.


Psalm 112, 1-6

Refr.: Gelukkig de mens die ontzag heeft voor de Heer

Gelukkig de mens die ontzag heeft voor de Heer
en grote liefde voor zijn geboden.
Zijn nageslacht geniet aanzien in het hele land,
de oprechten worden gezegend.

Rijkdom en weelde bewonen zijn huis,
en zijn rechtvaardigheid houdt stand, voor altijd.
Hij straalt voor de oprechten als licht in het duister,
genadig, liefdevol en rechtvaardig.

Goed gaat het wie genadig is en vrijgevig,
wie zijn zaken eerlijk behartigt.
De rechtvaardige komt nooit ten val,
men zal hem eeuwig gedenken.


Vers voor het evangelie (2 Tim 1, 10b)

Alleluia.
onze redder Christus Jezus is verschenen,
die de dood heeft vernietigd
en onvergankelijk leven heeft doen oplichten
door het evangelie.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 18, 1-8

Als de onrechtvaardige rechter uit de parabel uiteindelijk overhaald wordt door het aandringen van zijn cliënt, zal God, die de rechtvaardigheid zelf is, het aanhoudend gebed van zijn Kerk zeker verhoren. Wij moeten dus volharden in het gebed, tot God ons verhoren wil.

Jezus vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: 
‘Er was eens een rechter in een stad die voor God geen ontzag had en zich van de mensen niets aantrok. Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: “Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander.” Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik voor God geen ontzag en trek ik me van de mensen niets aan, toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan.’ 
Toen zei de Heer: ‘Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Hij hoort hen immers geduldig aan. Ik zeg jullie dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal Hij dan geloof vinden op aarde?’

Van Woord naar leven

Jezus leert ons d.m.v. de gelijkenis die we vandaag hoorden, dat we ‘altijd’ moeten bidden en daarin ‘niet mogen opgeven’.

Altijd bidden, dag en nacht, wil niet zeggen dat we altijd gebeden moeten opzeggen. Het heeft veeleer te maken met een levenshouding, een gebedshouding: een leven leiden onder of voor Gods aanschijn, levend in het geloof dat God aanwezig is met een liefde die enkel Hij geven kan.
Het gaat ook niet over een voortdurende verstandelijke beredenering wat Gods liefde betreft. Het is veeleer een zaak van het hart, een beweging van binnenuit die aan je gebeurt en waaraan je deelneemt. Het gaat over dankbaarheid, verwondering, over het staan in een ‘innerlijke stroom’.

Aan deze biddende houding gaat wel iets fundamenteels vooraf, namelijk het expliciete gebed. Een biddend leven zal maar biddend zijn in de mate dat wij ons expliciet gebed onderhouden. Want hoe gemakkelijk leidt ons zogenaamd biddend leven tot werken zonder bidden. Geruisloos verliezen we hierdoor de band met God, en dus met zijn genade.

Bidden is een wezenlijke houding van een gelovige. Geloven is immers voeling houden met het hart van God. Dan kan God zich ook van zijn kant meedelen aan hem die Hem is toegewijd. Hij kan laten ‘aanvoelen’ wat Hem aangenaam is, zodat iemand kan weten wat hij moet doen, hoe hij iets moet doen, wat hij moet zeggen of niet zeggen, maar ook wat hij aan God kan vragen en welk gebed God niet aangenaam is.

Als we iets vragen aan God zouden we met ons hart meer bij Hem moeten zijn dan bij wat we vragen. Wat we willen vragen… dat weet God maar al te goed. Bij en in God zijn… zo bidden we in Gods wil.

Laat ons, naar de woorden van Clara van Assisi, niet enkel biddende mensen zijn, maar gebed worden.

Een vredevolle zaterdag,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer Jezus,
kom met uw heilige Geest over ieder van ons en beziel ons met de gave van het gebed. Leer en help ons biddende mensen te worden; mensen die voortdurend bij de Bron van het leven neerknielen om van U te ontvangen, van U te leren, in U te leven.
Kom heilige Geest, trek ons in het gebed van de Heer.
In zijn naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.