zaterdag in week 5 door het jaar

Uit het boek Genesis 3, 9-24

Twee zaken i.v.m. het ontstaan van de wereld brengt dit verhaal naar voor: het probleem van het kwaad en de manier waarop God tussenbeide komt. Uit de dialoog tussen Adam en Eva enerzijds en God anderzijds blijkt duidelijk dat de mens door God voor zijn eigen verantwoordelijkheid wordt gesteld. Wat de zonde betreft kan hij zich tegenover God niet verantwoorden. Hij wil zich wel vrijpleiten, maar dat lukt niet. Geconfronteerd met zijn eigen armzaligheid wordt de mens door God opgevangen met een eerste belofte van verlossing. De slang, het symbool van alle kwade machten, zal moeten onderdoen voor iemand die machtiger is dan zij: de zoon van Eva, de Messias. De lastige kant van de arbeid wordt gezien als een straf voor de zonde.

De Heer God riep de mens: ‘Waar ben je?’ 
Hij antwoordde: ‘Ik hoorde U in de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 
‘Wie heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan Ik je verboden had te eten?’ 
De mens antwoordde: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven om mij terzijde te staan, gaf mij vruchten van de boom en toen heb ik ervan gegeten.’ 
‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg de Heer God aan de vrouw.
En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik ervan gegeten.’
De Heer God zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare; dat verbrijzelt jou de kop, jij bijt het in de hiel.’
Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’
Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden. Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan, zwoegen zul je om ervan te eten, je hele leven lang. Dorens en distels zullen er groeien, toch moet je van zijn gewassen leven. Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je, tot stof keer je terug.’
De mens noemde zijn vrouw Eva; zij is de moeder van alle levenden geworden. 
De Heer God maakte voor de mens en zijn vrouw kleren van dierenvellen en trok hun die aan.
Toen zei de Heer God: ‘Nu is de mens aan Ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil Ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven.’ 
Daarom stuurde Hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde waaruit hij was genomen te gaan bewerken. 
En nadat Hij hem had weggejaagd, plaatste Hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken.

Psalm 90, 2-6 + 12-13

Refr.: Heer, Ontferm u over uw dienaren.

Nog voor de bergen waren geboren,
voor U aarde en land had gebaard –
U bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
U doet de sterveling terugkeren tot stof
en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’

Duizend jaar zijn in uw ogen
als de dag van gisteren die voorbij is,
niet meer dan een wake in de nacht.

U vaagt ons weg als slaap
in de morgen, als opschietend gras
dat ontkiemt in de morgen en opschiet,
en ’s avonds verwelkt en verdort.

Leer ons zo onze dagen te tellen
dat wijsheid ons hart vervult.
Keer u tot ons, Heer – hoe lang nog?
Ontferm u over uw dienaren.

Vers voor het evangelie (Fil 2, 15-16)

Alleluia.
Schitter als sterren aan de hemel
en houd daarbij vast
aan het woord dat leven brengt.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Marcus 8, 1-10

Het evangelie van vandaag verwijst naar de eucharistie. Jezus is bezorgd voor de mensen en breekt voor hen brood voor onderweg. Dit zal Hij ook doen in de eucharistie. Daar breekt Hij echter zichzelf tot brood voor het leven.

Toen er op een keer weer een grote menigte bijeen was, en ze niets meer te eten hadden, riep Hij de leerlingen bij zich en zei tegen hen: ‘Ik heb medelijden met al die mensen, want ze zijn nu al drie dagen bij Me en hebben niets te eten. Als Ik hen met een lege maag naar huis stuur, raken ze onderweg uitgeput; sommigen zijn immers van ver gekomen.’ 
Zijn leerlingen antwoordden: ‘Maar hoe zou iemand hen hier, in deze verlatenheid, van genoeg brood kunnen voorzien?’ 
Hij vroeg hun: ‘Hoeveel broden hebben jullie?’
‘Zeven,’ antwoordden ze. 
Hij zei tegen de mensen dat ze op de grond moesten gaan zitten; Hij nam de zeven broden, sprak het dankgebed uit, brak de broden en gaf ze aan de leerlingen om ze aan de mensen uit te delen, en dat deden ze. Ze hadden ook een paar kleine vissen bij zich; Hij sprak er het zegengebed over uit en zei dat ze ook de vissen moesten uitdelen. 
De mensen aten tot ze verzadigd waren; de leerlingen haalden op wat er van het eten overschoot: zeven manden vol. Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde Hij hen weg.
Meteen daarna stapte Hij met zijn leerlingen in de boot en vertrok naar het gebied van Dalmanuta. 

Van Woord naar leven

De Heer God riep de mens: ‘Waar ben je?’

Liefde laat nooit in de steek. En daar God liefde is, laat Hij dus de mens nooit los. Nooit! Zelfs niet wanneer hij zondigt of zich van Hem afkeert. Na van de verboden vrucht gegeten te hebben zoekt Hij Adam en Eva liefdevol op en vraagt waar ze zijn. Ja, soms verbergen we ons voor de Heer en sluiten ons op in onszelf. Iedere keer als we handelen tegen de liefde steken we ons als het ware weg, omdat we – wanneer we luisteren naar ons diepste geweten – beschaamd zijn. Maar, ondanks onze nee-woorden, ondanks die schaamte, zal God blijven opzoeken en vragen: ‘Waar ben je?’ Telkens opnieuw vraagt Hij ons ons niet te verbergen voor zijn liefde.

Adam, die zich wellicht bewust was van de zonde die hij had begaan, was bang toen de Heer in zijn nabijheid kwam. Daarom verborg Hij zich ook. Je moet je eens voorstellen: God komt je huis binnen wandelen en je bent je plots bewust van je nee-woorden jegens Hem. Weinigen zouden in zijn armen vliegen. Ik denk dat de meesten zich zouden schamen. Het is dan ook niet fijn je zonde te erkennen, al zeker niet voor het aanschijn van God.

In ons eigen gecreëerd geweten pleiten we ons graag vrij. Adam deed dat ook. Hij gebruikt zelfs Eva om zijn schuld op haar te schuiven. Maar ook onze nee-woorden minimaliseren … ach, we zijn er allemaal kunstenaars in.

Maar, hoe barmhartig God ook is, Hij neemt de zonde serieus. Met Adam en Eva de deur van het Paradijs te wijzen heeft Hij er hen attent op gemaakt dat de mens Hem wel degelijk nodig heeft. Niet om te gebruiken, wel om van te leven, en om te weten waar het in het leven op aan komt.

Wie zonder God leeft, leeft naast de bedoeling van het leven. Het kan zelfs dramatische gevolgen hebben. Dat toont ons het verhaal van Kaïn en Abel. Dat toont ons de oorlog in Oekraïne. Maar dat toont ook ons eigen leven wanneer we God buitensluiten.

Laat ons in de liefde blijven, en vanuit de liefde leven, als door Christus verloste mensen.

Ja, moge Gods wil geschiede op aarde, zoals in de hemel.

Laten wij bidden …

Vader,
blijf ons roepen,
ook als we ons verbergen.
Ontferm U over ons
in uw barmhartigheid.
Mogen we de draad van de liefde
altijd opnieuw weer opnemen,
als kinderen van uw licht.
In Christus, onze Heer.
Amen.

Een mooi weekend,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.