zaterdag in week 6 van de paastijd

Uit de Handelingen van de Apostelen 18, 23-28

In een geloofsgemeenschap is elke gelovige verantwoordelijk voor de verkondiging van de evangelische boodschap. Apollos was een leek, die zich deze verantwoordelijkheid heel bewust werd.

Toen Paulus enige tijd in Antiochië had doorgebracht, vertrok hij voor een rondreis door Galatië en Frygië, waar hij alle leerlingen moed insprak. Intussen arriveerde er in Efeze een uit Alexandrië afkomstige Jood, die Apollos heette. Hij was een ontwikkeld man, die goed onderlegd was in de Schriften. Hij had onderricht gekregen in de Weg van de Heer en verkondigde geestdriftig de leer over Jezus, die hij zorgvuldig uiteenzette, ook al was hij alleen bekend met de doop zoals Johannes die had verricht. In de synagoge begon hij nu vrijmoedig het woord te voeren. Toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen ze hem terzijde en legden hem nog preciezer uit wat de Weg van God inhield. Toen hij naar Achaje wilde afreizen, moedigden de gemeenteleden hem aan en gaven hem een brief mee voor de leerlingen met het verzoek hem gastvrij te ontvangen. Na zijn aankomst bleek hij door Gods genade een grote steun te zijn voor de gelovigen, want hij slaagde erin de Joden in het openbaar in het ongelijk te stellen door op grond van de Schriften aan te tonen dat Jezus de messias is.


Psalm 47, 2 + 3 + 8 + 9 + 10

Refr.: Koning is God over heel de aarde.

Klap in de handen, o volken,
juich God toe met jubelzang:
geducht is de Heer, de Allerhoogste,
machtige koning van heel de aarde.

God is koning van heel de aarde.
Zing een feestelijk lied.
God heerst als koning over de volken,
God zetelt op zijn heilige troon.

De vorsten van de volken zijn bijeen
in het gevolg van Abrahams God.
Zijn schildwachten zijn ze op aarde.
Hoog is Hij verheven.


Vers voor het evangelie (Joh. 14, 18)

Alleluia.
Ik laat jullie niet als wezen achter,
zegt de Heer,
Ik kom bij jullie terug. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Johannes 16, 23b-28

Het behoren tot het christendom is geen vrijgeleide voor menselijk succes, voor macht in deze wereld. Jezus beloofde ons wèl een diepe inwendige vreugde, namelijk door zijn verrijzenis getuige te kunnen zijn van de geboorte van een nieuwe wereld.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Werkelijk, Ik verzeker jullie, wat je de Vader ook vraagt in mijn naam – Hij zal het je geven. Tot nu toe hebben jullie niets in mijn naam gevraagd, maar vraag het en je zult het ontvangen. Dan zal je vreugde volkomen zijn. Ik heb jullie dit alles in beelden verteld, maar er komt een tijd dat Ik niet meer in beelden spreek, maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel. Als je dan iets vraagt in mijn naam, hoef Ik het niet meer namens jullie aan de Vader te vragen, want de Vader zelf heeft jullie lief, omdat jullie Mij liefhebben en geloven dat Ik van God ben gekomen. Ik ben bij de Vader vandaan gegaan en naar de wereld gekomen, nu verlaat Ik de wereld weer en ga Ik terug naar de Vader.’

Van Woord naar leven

Vandaag zegt Jezus: ‘Ik heb jullie dit alles in beelden verteld, maar er komt een tijd dat Ik niet meer in beelden spreek, maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel.’

Fysiek zullen de leerlingen afscheid nemen van de Heer (we vierden het donderdag met Ons-Heer-Hemelvaart). De vele gesprekken en gebeurtenissen zullen niet meer plaats vinden, toch niet op de wijze zoals ze het drie jaar gewend waren. Tijdens deze gesprekken en gebeurtenissen heeft de Heer inderdaad zéér veel beelden gebruikt. Denk aan de ‘ik-ben’ woorden: Ik ben het brood, het licht, de deur, de goede herder, de weg, de wijnstok. Denken we aan de vele gelijkenissen die Hij maakte, de verhalen die Hij vertelde, verwijzingen die Hij deed, wonderen die Hij verrichte,… Allemaal beelden en gebeurtenissen waarmee Hij uitdrukte wie God is, wie Hij was, wat onze opdracht is, hoe we deze kunnen vervullen, hoe we moeten bidden,… Deze gesprekken, deze momenten, zullen de leerlingen, en velen met hen, dus moeten missen. Tenminste, onder die hoedanigheden.

‘Ik zal jullie zonder omwegen over de Vader vertellen’, zegt de Heer. Ik vermoed dat de Heer hier spreekt over zijn inwoning in ieders hart. Door onze verinniging met Hem, zullen we Hem inderdaad ‘aanhoren’, ‘aanvoelen’ zonder omwegen. Diep in ons diepste zijn zal Hij ons de Vader tonen en schenken, zal Hij – zonder omwegen – kenbaar maken wat Gods wil is.

In genade zullen we ‘begrijpen’ en als het goed is er ‘ja’ op zeggen. Dit laatste is onze beslissing, ons engagement. We zijn hier vrij in. We hoeven dit niet te doen. We kunnen ook ‘nee’ zeggen. Maar feit is dat Hij roept. Hij nodigt uit ons kleine ‘ja’ te leggen in zijn groot ‘ja’ tot de Vader, opdat ons ‘ja’ in Hem zou gebeuren.

De heilige Geest speelt hierin een cruciale rol. Zonder Hem zouden we de Heer niet aanvoelen, niet aanhoren. Ons ja-woord zou koud en oppervlakkig zijn. Ons bidden al evenmin. De genade van Pinksteren bestaat er juist in dat God zijn Geest legt in ieder van ons om ons in staat te stellen in genade te aanhoren en ‘ja’ te zeggen.

Dus als Jezus zegt ‘Er komt een tijd dat Ik niet meer in beelden spreek, maar jullie zonder omwegen over de Vader vertel’, heeft Hij het wel degelijk over de tijd van Pinksteren, over de gloed van de Geest die de Vader in ieder van ons zal doen ontvlammen.

Moge dit alles voor ons een aansporing zijn om Jezus’ inwoning in ons diep te koesteren, en wel zo, dat ze ons in de gloed van de Geest kan transformeren tot mensen die leven in Gods liefde; mét, in en door Christus.

Of zoals Felix Timmermans het zei: laat ons leven van binnen naar buiten.

Een mooi weekend voor ieder van u,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U om Christus’ inwoning diep in onszelf, zijn aanwezigheid onder ons en in ieder ander. Moge uw Geest ons binnenvoeren in uw Zoon, opdat wij in Hem uw goedheid zouden zijn.
Om deze genade bidden wij U, door Christus, onze Broer en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.