zondag 1 in de veertigdagentijd – A

Uit het boek Genesis 2, 7-9; 3, 1-7

De oudtestamentische lezingen van deze veertigdagentijd roepen de hele heilsgeschiedenis op. Elk van de vijf zondagen brengt een belangrijke etappe ervan in herinnering.
Op deze eerste zondag staan we stil bij het begin, toen de vriendschap met God werd verbroken. De verleider hitst de mens op aan zijn Schepper voorbij te gaan om helemaal op eigen kracht de wegen naar zijn ontvoogding te banen. Maar afgesneden van God komt Adam terecht in tragische afzondering. Hier ligt de kern van het drama: kunnen wij, willen wij terugkeren naar God, en welke weg voert naar Hem?

Toen maakte de Heer God de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen. De Heer God legde in het oosten, in Eden, een tuin aan en daarin plaatste Hij de mens die Hij had gemaakt. Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten. In het midden van de tuin stonden de levensboom en de boom van de kennis van goed en kwaad.
Van alle in het wild levende dieren die de Heer God gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Heeft God werkelijk gezegd dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ 
‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’
‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. 
Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van.

Gezongen antwoordpsalm 51

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Heer, ontferm U, wij hebben gezondigd.

God, ontferm U over mij in uw barmhartigheid,
delg mijn zondigheid in uw erbarmen.
Was mijn schuld volkomen van mij af,
reinig mij van al mijn zonden.

Ik erken dat ik misdreven heb,
altijd heb ik mijn vergrijp voor ogen.
Jegens U alleen heb ik gezondigd,
wat U tegenstaat heb ik gedaan.

Schep in mij een zuiver hart, mijn God,
geef mij weer een vastberaden geest.
Wil mij niet verstoten van uw aanschijn,
neem uw heilige Geest niet van mij weg.

Geef mij weer de weelde van uw zegen,
maak mij sterk in edelmoedigheid.
Heer, maak Gij mij lippen los,
dat mijn mond uw lof kan zingen.

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 5, 12-19

Aan de oorsprong van zonde en dood ligt de eerste mens, Adam. Aan de oorsprong van vergiffenis en leven ligt Jezus, de nieuwe Adam. Hij gaf ons genade in overvloed en bezegelde door zijn gehoorzaamheid het nieuw en eeuwig Verbond.

Broeders en zusters,
zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en de dood voor ieder mens is gekomen omdat ieder mens heeft gezondigd … Inderdaad, de zonde was al in de wereld voordat de wet er was; alleen, zonder wet wordt er van de zonde geen rekening bijgehouden. Toch heerste de dood in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al zondigden zij niet zoals Adam door een gebod te overtreden. Nu is Adam de voorafbeelding van Hem die komen zou. 
Maar de genade reikt verder dan de overtreding: als door de overtreding van één mens alle mensen moesten sterven, is het des te zekerder dat de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken wordt. Dit geschenk gaat het gevolg van de zonde van één mens verre te boven, want die ene overtreding heeft tot veroordeling geleid, maar de genade die na talloze overtredingen geschonken werd, tot vrijspraak. Als de dood kon gaan heersen door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus.
Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven. Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden. 

Vers voor het evangelie (Mt 4, 4b)

De mens leeft niet van brood alleen,
maar van ieder woord
dat klinkt uit de mond van God.

Uit het evangelie volgens Matteüs 4, 1-11

Drie bekoringen van de duivel willen Jezus twijfel inblazen. Drie Schriftwoorden stelt de Zoon van God tegenover de verleider. In de woestijn heeft Jezus als het ware elke strijd van zijn zending, van de geschiedenis van de Kerk en van iedere gelovige, voorzien, en beleefd.

Jezus werd door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden. Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij grote honger. 
Toen kwam de beproever naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, beveel die stenen dan in broden te veranderen.’ Maar Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Er staat geschreven: “De mens leeft niet van brood alleen, maar van ieder woord dat klinkt uit de mond van God.”’ 
Vervolgens nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op het hoogste punt van de tempel en zei tegen Hem: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat geschreven: “Zijn engelen zal Hij opdracht geven om U op hun handen te dragen, zodat U uw voet niet zult stoten aan een steen.”’ Jezus antwoordde: ‘Er staat ook geschreven: “Stel de Heer, uw God, niet op de proef.”’ 
De duivel nam Hem opnieuw mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij toonde Hem alle koninkrijken van de wereld in al hun pracht en zei: ‘Dit alles zal ik U geven als U zich voor mij neerwerpt en mij aanbidt.’ Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: “Aanbid de Heer, uw God, vereer alleen Hem.”’ 
Daarna liet de duivel Hem met rust, en meteen kwamen er engelen om Hem te dienen.

Van Woord naar leven

Daarna liet de duivel Jezus met rust, en meteen kwamen er engelen om Hem te dienen. Zo eindigt het evangelie van vandaag.

Het is een ervaring die ieder van ons heel zeker zal krijgen wanneer we bereid zijn de woestijn van ons hart binnen te gaan; en – niet onbelangrijk – er niet van weg te lopen.

Vooraleer we naar de zinvolheid van dergelijke woestijntocht kijken is het misschien goed om in te zien dat deze trip geen gebeuren mag zijn vanuit een zekere prestatiedrang. ‘Ik’ ga naar de woestijn, ‘ik’ ga me daar openstellen voor de Heer, ‘ik’ ga eens goed in mijn innerlijke spiegel kijken, en ‘ik’ zal eens bewijzen dat ik de verleidingen van het leven aankan. Oké, jij gaat, maar louter vanuit je ik. Het zal een egotrip worden met heel veel geestelijke frustratie tot gevolg.

Jezus werd door de Geest meegevoerd naar de woestijn… zo staat er. Dit is diep uitgedrukt waarover het gaat. Jezus laat zich namelijk meenemen door iets dat in Hem gebeurt, in dit geval het waaien van de Geest. Hij laat zich door de Geest meevoeren.
Als wij ons terugtrekken in de woestijn van ons hart (hetzij in gebed, hetzij door enkele dagen naar een abdij te gaan, of hoe dan ook) is het van belang ons te laten ‘meevoeren’ door de liefde van God, door zijn Geest. Laat wat je doet een antwoord zijn op een stuwing van binnenuit. Laat je drijven. Laat je leiden door de Geest.

Nadat Hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had Hij grote honger. Pas na veertig dagen en nachten… Lees: na lange tijd.
Ik weet niet of je zelf wel eens naar een abdij bent geweest… Maar vaak hoor je de gasten zeggen: ‘Nu het moment is aangebroken dat de stilte haar werk begint te doen moet ik weer huiswaarts keren’. We hebben inderdaad een tijd nodig om aan de stilte, de woestijn, de leegte, de eenzaamheid, te wennen. Het is niet evident ons ikje op ‘stil’ of ‘stop’ zetten, laat staan het los te laten. Dat vraagt tijd, discipline, liefde voor stilte en teruggetrokkenheid. Pas na een tijd komt de werkelijke dorst naar God – de geestelijke honger – naar boven.

Het is in die honger – zo leert het evangelie van vandaag – dat de verleidingen van het leven helder voor ogen komen; méér zelfs: ze komen naar ons toe als nooit tevoren. Tot drie maal toe benadert de duivel Jezus om Hem te verleiden, om af te zien van de weg die God met Hem wil gaan.
Wie bereid is de weg van de woestijn in zichzelf te gaan, zal inderdaad de verlokkingen van het kwaad niet enkel duidelijker zien, maar deze ook ten diepste doorvoelen. Het zal een innerlijke strijd teweegbrengen die je op een heel heldere wijze op de snede van het leven plaatst: God óf het kwaad.

En dán, geliefde mensen, is er een belangrijk moment aangebroken. Niet zozeer omdat je voor de keuze komt te staan tussen goed en kwaad, maar wel: ben ik bereid om in de wonde te gaan staan die de eenzaamheid in mij heeft bewerkstelligd? Ben ik bereid niet weg te lopen van het ontvangen bewust-zijn dat ik de Heer nodig heb om aan bepaalde verleidingen te kunnen weerstaan? Ga ik vluchten? Of blijf ik aanwezig in de wonde?

Anders gezegd: Neem ik de tijd, geef ik mezelf de ruimte, wil ik zo nederig zijn, wijd ik me zo toe aan de Heer, dat Hij mijn wonde niet enkel kan vervullen met zichzelf maar deze ook ten diepste kan genezen? Ben ik, met andere woorden, bereid me te werpen in Gods barmhartigheid; Jezus die me ten diepste zal dragen en helen? Wil ik die ontmoeting toelaten? Wil ik dat wonder van menswording laten gebeuren?

Laat ons de woestijn beminnen. Laten we Jezus welkom heten in het hart van ons onvermogen. Moge onze zwakheid – in Hem – onze sterkte worden.

Mogen we alzo deelgenoot worden van Christus’ Pasen.

Laten wij bidden …

Vader,
moge uw heilige Geest
ons leiden naar de stilte van ons hart,
naar de eenzaamheid van onze ziel,
waar Gij – in Christus – wacht,
om ons aan te raken
met uw barmhartigheid.
Moge dit woestijngebeuren
ons maken tot ware paasmensen.
In Christus, onze Heer.
Amen.

Een zalige zondag,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.