zondag 15 door het jaar – A

Uit de profeet Jesaja 55, 10-11

In een context die oproept tot bekering, onderlijnt deze kleine parabel de werkdadigheid van het woord van God die altijd zijn heilsbeloften uitvoert.

Zo spreekt de Heer:
‘Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daarheen niet terugkeert zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten gedijen, zodat er zaad is om te zaaien en brood om te eten –zo geldt dit ook voor het woord dat voortkomt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar Mij terug, niet zonder eerst te doen wat Ik wil en te volbrengen wat Ik gebied.’

Gezongen antwoordpsalm 65

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Het zaad viel in goede grond en bracht vruchten voort.

Gij hebt de aarde verzorgd en gedrenkt,
haar rijk en vruchtbaar gemaakt.
Gevuld tot aan de rand zijn uw regenbekkens,
de halmen hebt Gij bereid voor het graan.

Zo hebt Gij voor alles gezorgd.
Gij drenkt de voren en effent de kluiten,
doorweekt ze met regen
en zegent het zaad.

Het hele jaar is omkranst met uw gaven,
uw voetsporen druipen van vruchtbaarheid.
Op eenzame steppen glinstert de dauw,
een gordel van heerlijkheid ligt om de heuvels.

De beemden dragen een kleed van kudden,
de dalen een deken van graan:
het is al jubel en lofzang.

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 8, 18-23

De schepping is niet zonder hoop.

Broeders en zusters,
ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard. De schepping ziet er reikhalzend naar uit dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt. Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door Hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar er is hoop, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt. Wij weten dat de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt. En zij niet alleen, ook wijzelf, die als voorschot de Geest hebben ontvangen, ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn: de verlossing van ons sterfelijk bestaan. 

Vers voor het evangelie (Lc 21, 36)

Alleluia.
Wees waakzaam en bid onophoudelijk
dat je stand mag houden
voor het aangezicht van de Menszenzoon.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 13, 1-23

Gods werk zal slagen wanneer het goede grond vindt waar zijn zaad overvloedig vrucht kan dragen.

In die dagen ging Jezus aan de oever van het meer zitten. Er kwam een grote mensenmassa om Hem heen staan, en daarom ging Hij in een boot zitten, terwijl de menigte op de oever bleef. 
Hij sprak in allerlei gelijkenissen tot hen: ‘Een zaaier ging eropuit om te zaaien. Tijdens het zaaien viel een deel van het zaad op de weg, en er kwamen vogels die het opaten. Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; en toen de zon opkwam verschroeide het, en doordat het geen wortel had droogde het uit. Weer een ander deel viel tussen de distels, en toen die opschoten verstikten ze het. Maar er viel ook zaad in goede grond, en dat droeg vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig. Laat wie oren heeft goed luisteren!’

De leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom spreekt U in gelijkenissen tot hen?’ 
Hij antwoordde: ‘Het is jullie gegeven de geheimen van het koninkrijk van de hemel te kennen, maar hun niet. Want wie heeft, hem zal nog meer gegeven worden, en wel in overvloed; maar wie niets heeft, hem zal zelfs het laatste worden ontnomen. Dit is de reden waarom Ik in gelijkenissen tot hen spreek: omdat zij ziende blind en horende doof zijn en niets begrijpen. 
In hen komt deze profetie van Jesaja tot vervulling: “Jullie zullen goed luisteren maar niets begrijpen, en jullie zullen goed kijken maar geen inzicht hebben. Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou Ik hen genezen.” Gelukkig zijn jullie ogen omdat ze zien, en jullie oren omdat ze horen! 
Want Ik verzeker jullie: vele profeten en rechtvaardigen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien, maar ze kregen het niet te zien, en te horen wat jullie horen, maar ze kregen het niet te horen.

Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: 
Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is om te roven wat in hun hart is gezaaid; dit is het zaad dat op de weg gezaaid is. 
Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde aannemen. Maar doordat het geen wortel schiet in hen, is dat van korte duur. Worden ze vanwege het woord verdrukt of vervolgd, dan komen ze meteen ten val. 
Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. 
Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij zijn het die vrucht dragen, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.’

Van Woord naar leven

DE GOEDE AARDE VAN ONS HART

De overweging van deze zondag is van de hand van Frans Mistiaen, sj

God zaait zijn goedheid over de wereld zoals de zaaier zijn zaad. Elke dag strooit de Heer over ons leven de kiem van de goedheid die ons de mogelijkheid geeft zelf goed te zijn. Alleen is het zo dat wij, door alles wat wij meemaken, nogal wat veranderen, zodat wij die goedheid niet elke dag op dezelfde manier ontvangen.

Er kunnen van die dagen zijn dat ons hart zo verhard geraakt werd als een platgelopen weg. Wij moesten misschien een verwijt aanhoren dat ons diep vernederde; of wij werden ergens niet uitgenodigd of afgewezen. Dan kunnen wij de indruk krijgen dat mensen ons hart hebben platgetrapt. Op dat ogenblik is Gods goedheid er nog wel, maar, gekwetst als wij dan zijn, ervaren wij die niet meer. Wij kunnen ons dan niet meer dankbaar voelen. De kiem van goedheid dringt niet meer door tot ons binnenste, maar blijft zodanig aan de oppervlakte liggen dat zij heel gemakkelijk door eender wat kan worden weggenomen. Zo blijft de goedheid onvruchtbaar.

Er kunnen andere dagen zijn dat ons hart zo verdord is als de steengrond door de hitte. Het zijn de momenten waarop één tegenslag voor ons een levensgroot probleem wordt. Dan lijkt het alsof die ene ontgoocheling als een loodzware hitte heel ons bestaan uitdroogt en verschroeit. Dan keren wij ons in onszelf, willen het probleem alleen oplossen en geraken zo nog meer in ademnood. Ook dan voelen wij Gods goedheid niet meer. Integendeel. Op dat moment lijkt God ons grof onrechtvaardig en worden wij opstandig. Wij concentreren al onze aandacht op die éne mislukking en kunnen niet meer ruimer kijken. Onze hele levensgeschiedenis met de zo vele goede ervaringen die er toch ook zijn, wordt dan versmald tot die éne ontgoocheling die heel ons geluk lijkt te ontwortelen. Dan blijft de goedheid vruchteloos.

Er zijn nog andere dagen dat ons hart overwoekerd wordt door de distels van de overbezorgdheid en de drang naar de weelde. Er kunnen zo van die perioden voorkomen in ons leven waarin wij echt veeleisend en hebberig worden, op vele gebieden. Zoals distels die voortwoekeren, willen wij dan van alles veroveren of zelfs andere mensen overheersen. Maar wij beseffen niet dat die houding niet alleen hen, maar ook onszelf grote schade toebrengt, juist omdat zij de liefde in ons hart verstikt. Weer blijft de goedheid onvruchtbaar.

Gelukkig zijn er ook de dagen dat ons hart dankbaar is, en open, en dus vruchtbaar. Het zijn de momenten waarop wij ons, ondanks onze beperktheden, dankbaar kunnen voelen voor al de mogelijkheden die wij dagelijks telkens opnieuw ontvangen. Wij kunnen zoveel goed doen met één aanmoedigend woord, met één tedere attentie, met één stap van vergeving. Het zijn de perioden waarin wij hetgeen wij hebben, niet voor onszelf alleen willen bewaren, maar het verlangen te delen met anderen. Dan is de goedheid vruchtbaar, 30-voudig, 60-voudig, 100-voudig.

Die goedheid van God is wel heel sterk. Het kleine zaadje kan veel vruchten voortbrengen. Alleen moet het ruim gestrooid worden, moet er goede grond open liggen zodat het kan ontbinden, sterven aan zichzelf, en moet er veel geduld zijn. Het zaad van Gods liefde is goed. Hij strooit het heel ruim en gul en Hij heeft oneindig veel geduld. Het evangelie van vandaag zegt ons dat wij voor de goede grond kunnen zorgen. Wij worden dan ook uitgenodigd in de tuin van ons hart te trekken om er hard te gaan werken, om de verharde stroken van onze geslotenheid om te spitten, om de stenen van onze ontgoochelingen weg te gooien en om het onkruid van onze veeleisendheid te wieden. Wij worden vooral uitgenodigd onze zelfzucht te laten afsterven, zodat Gods goedheid in ons nog vruchtbaarder kan worden.

Laten we bidden

Heer,
beziel ons hele zijn met uw heilige Geest.
Geef dat ons hart de goede grond mag zijn
waarin Gij uw zaad kunt zaaien.
Schenk ons de genade dat dit zaad mag ontkiemen
tot een liefdesboom waar velen
in kunnen nestelen.
Amen.

Vrede en alle Goeds,
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: zondag 15 door het jaar – A (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.