zondag 15 door het jaar – C

Uit het boek Deuteronomium 30, 10-14

De geboden zijn dicht bij u.

In die dagen sprak Mozes tot het volk:
‘U toont de Heer, uw God, uw gehoorzaamheid door de geboden en bepalingen in dit wetboek in acht te nemen, en u wilt Hem weer met hart en ziel toebehoren. De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoeft niet te zeggen: “Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Nee, die geboden zijn heel dicht bij u, in uw mond en in uw hart; u kunt ze volbrengen.


Gezongen antwoordpsalm 69

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Gij, ned’rigen van hart, zoek de Heer.

Mijn gebed, Heer, richt ik tot U,
nu is het de tijd van genade.
Verhoor mij Heer, want mild is uw zegen,
sta mij met heel uw barmhartigheid bij.

Ik ga gebogen onder mijn smart;
God, laat uw hulp mij beschermen.
Gods Naam zal ik loven in mijn gezang,
Hem dankbaar overal prijzen.

Want God zal Sion verlossen,
Hij bouwt Juda’s steden weer op.
Hun kroost zal het land weer erven,
Gods Naam zal in ere zijn.


Uit de brief van Paulus aan de Kolossenzen 1, 15-20

Op het kruis verzoent Jezus heel de schepping met zichzelf en met God.

Broeders en zusters,
beeld van God, de onzichtbare, is Jezus, eerstgeborene van heel de schepping: in Hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door Hem en voor Hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is Hij, eerstgeborene uit de dood, om in alles de eerste te zijn: in Hem heeft heel de volheid willen wonen en door Hem en voor Hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.


Vers voor het evangelie (Joh 14, 23)

Alleluia.
Wanneer iemand Mij liefheeft,
zegt de Heer,
zal hij zich houden aan wat Ik zeg,
mijn Vader zal hem liefhebben
en mijn Vader en Ik zullen bij hem komen
en bij hem wonen.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 10, 25-37

De liefde tot God en tot de naaste was het grootste gebod. Iedere Israëliet wist dat. Maar de broeder die men moest liefhebben kon slechts een bekende zijn uit het uitverkoren volk of een vreemdeling in Israël gevestigd. Jezus vraagt veel verder te gaan en ieder particularisme te overstijgen: ik word de naaste van iedereen die mij nodig heeft.

Er kwam een wetgeleerde die Jezus op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 
Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 
De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 
‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 
Maar de wetgeleerde wilde zijn gelijk halen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 
Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag. Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” 
Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 
De wetgeleerde zei: ‘De man die hem barmhartigheid heeft betoond.’
Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Van Woord naar leven

De overweging is groot ’n deels van de hand van Vincenzo Paglia, ontleend aan ‘Het Woord van God elke dag 2022’, uitgegeven bij Halewijn

De vraag van de wetgeleerde gaat over de zin van het leven en de verlossing: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordt, zoals bij vele andere gelegenheden, door de verwijzen naar de Schrift. In dit geval herinnert Hij aan de kern van de wet: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ De wetgeleerde neemt tegenover dit antwoord een verdedigende houding aan. Hij vraagt: ‘Wie is mijn naaste?’, waarschijnlijk om grenzen te stellen aan een liefde die zo ruim is.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan is het paradigma van hoe in het leven staan. Jezus bevestigt het primaat van de liefde voor de armen, voor de ‘halfdoden’ die wij dagelijks ontmoeten. De weg van Jeruzalem naar Jericho staat voor de vele wegen in de wereld waar het geweld, onder welke vorm ook, aanwezig is, en waar velen alleen, gewond aan hun lot overgelaten zijn. Helaas is niet alleen het aantal halfdoden hoog, maar ook het aantal van hen die zien en het hoofd afwenden, zoals die priester en die Leviet. Jezus kiest een priester en een Leviet, en niet om het even wie, als voorbeelden van hardvochtigheid tegenover de halfdode om te onderstrepen hoe onaanvaardbaar het schandaal is: het loskoppelen van de liefde van God en die voor de armen.

Wie wel stopt, is die Samaritaan, een ongelovige, een afgodendienaar. In tegenstelling tot de priester en de Leviet voelt hij wel medelijden met de halfdode man (de Griekse term splanchnizoma betekent: ‘tot in de ingewanden geraakt worden’). De Samaritaan stapt van zijn paard, gaat naar de halfdode man toe, biedt hem de eerste hulp aan en brengt hem naar de nabijgelegen herberg. Vele generaties christenen hebben in die Samaritaanse Jezus zelf gezien, die zich om ons allen bekommert en persoonlijk betaalt om ons te redden. Jezus is de barmhartige Samaritaan. Hij geeft ons niet alleen het voorbeeld, maar Hij ontfermt zich persoonlijk over ons, zodat ook wij kunnen zijn als die Samaritaan op de wegen van de wereld. Het is zeer vaak de ervaring van de kerk door de eeuwen heen en die van elke gemeenschap die trouw is aan het evangelie. Jezus leert ons om naast de armen te staan en door hen ontroerd te worden.

De herberg is een goede beschrijving van de gemeenschap van gelovigen die een echte thuis wordt en waar de leerlingen, net zoals de herbergier, zorgen voor de armen. De vraag aan de herbergier is tot ieder van ons gericht: ‘Zorg voor hem’. Behalve zijn mede-lijden geeft de Samaritaan ook twee denariën: een beetje is genoeg, zoals die twee denariën, om te helpen en te genezen. De tekst vervolgt: ‘… en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden’. Dat wijst op de overvloed aan liefde die gevraagd wordt voor de armen.

Aan het einde van de gelijkenis richt Jezus zich tot de wetgeleerde en keert de vraag om: ‘Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ De wetgeleerde kan alleen maar antwoorden: ‘De man die hem barmhartigheid heeft betoond.’ En Jezus vervolgt: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

De Heer vraagt van ons dat we ons tot de naasten van de armen maken. Aan hun zijde zullen wij het leven vinden; het eeuwige leven.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
moge het evangelie in ons tot leven komen zodat wij de naasten van de armen zouden zijn in deze wereld. Mogen wij als Kerk op deze wijze beeld zijn van uw barmhartigheid.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.