zondag 16 door het jaar – A

Uit het boek Wijsheid 12, 13 + 16-19

De houding van God gedurende heel de geschiedenis van Israël, vooral zijn gematigdheid tegenover de vijanden van zijn volk, openbaart dat God onpartijdig is en geduld heeft, zelfs met de meest weerspannigen. Hij blijft zijn barmhartigheid aanbieden aan iedere zondaar. Mogen alle kinderen van God hierin hoop vinden.

Buiten U is er geen god die voor alle mensen zorg draagt, geen god tegenover wie U zou moeten bewijzen dat U geen onrechtvaardig vonnis velt. Uw macht is de bron van uw rechtvaardigheid, en omdat U over alle mensen heerst, kunt U ook iedereen sparen. U toont uw macht wanneer de volkomenheid ervan in twijfel wordt getrokken; wie uw macht kent en U toch uitdaagt, wordt daarvoor gestraft. 
Omdat U heer en meester bent kunt U uw macht uitoefenen wanneer U dat wilt. Toch oordeelt U zachtmoedig en regeert U ons op milde wijze.
Door zo te handelen hebt U uw volk geleerd dat rechtvaardigen menslievend moeten zijn; U geeft uw kinderen de hoop dat U wie zondigt tot inkeer brengt. 

Gezongen antwoordpsalm 86

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Gij zijt goed en genadig, Heer.

Gij zijt goed en genadig, Heer,
barmhartig voor elk die U aanroept.
Luister dan, Heer, naar mijn bidden,
geef acht op mijn smekende stem.

Eens komen de volken, uw schepselen weer,
om U te aanbidden, uw Naam te loven.
Want groot zijt Gij Heer, en groot is uw schepping,
Gij zijt de enige God.

Gij, Heer mijn God, zijt barmhartig en goed,
geduldig, mild en betrouwbaar.
Let dan op mij, heb erbarmen met mij,
en schenk uw dienaar uw kracht.

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen 8, 26-27

Bij het smeekgebed gaat het erom zich af te stemmen op Gods kijk op ons leven. Laten wij de Geest zijn werk doen in ons voordeel. Hij wil immers wat God wil.

Broeders en zusters,
de Geest komt onze zwakheid te hulp; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten. 
God, die ons hart doorgrondt, weet wat de Geest wil zeggen, want de Geest pleit voor de heiligen overeenkomstig Gods wil. 

Vers voor het evangelie (Ap 2, 10c)

Alleluia
Wees trouw tot in de dood,
zegt de Heer,
dan zal Ik u als lauwerkrans
het leven geven.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 13, 24-43

De twee kleine parabels van het mosterdzaadje en van de gist onderlijnen de tegenstelling tussen het povere begin van het koninkrijk en de grootse toekomst waarvoor het bestemd is. De langere parabel van het onkruid tussen de tarwe is een les van geduld voor allen die zich verwonderen over de traagheid van Gods gerechtigheid en zijn gematigdheid tegenover de trouwelozen. Waarom zouden wij anderen oordelen als wij onze tijd nuttig moeten gebruiken om zelf vruchten te dragen?

In die dagen hield Jezus de mensen deze gelijkenis voor:
‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand giftig onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij het onkruid weghalen?” Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Haal eerst het onkruid weg, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’

Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand in zijn akker zaaide. Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een boom, en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.’

Hij vertelde hun een andere gelijkenis: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die een vrouw mengde met drie zakken meel tot alle meel doordesemd was.’

Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Ik open mijn mond om in gelijkenissen te spreken; Ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.’

Daarop stuurde Hij de mensen weg en ging naar huis.
Zijn leerlingen kwamen bij Hem en vroegen: ‘Wilt U ons de gelijkenis van het onkruid op de akker uitleggen?’ 
Hij antwoordde hun: ‘Hij die het goede zaad zaait is de Mensenzoon, de akker is de wereld, het goede zaad dat zijn de kinderen van het koninkrijk; het onkruid dat zijn de kinderen van het kwaad, de vijand die het zaait is de duivel, de oogst staat voor de voltooiing van deze wereld en de maaiers zijn de engelen. Zoals het onkruid bijeengebracht wordt en in het vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de Mensenzoon zal zijn engelen eropuit sturen, en ze zullen uit zijn koninkrijk al wat ten val brengt en al wie onrecht pleegt bijeenbrengen en in de vuuroven werpen; daar zullen ze jammeren en knarsetanden. Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon.
Laat wie oren heeft goed luisteren!

Van Woord naar leven

OVER HET GOEDE ZAAD EN HET ONKRUID

Onderstaande overweging is naar een homilie van Romain Debbaut

Blijkbaar is het de tijd van parabels. Vorige week hoorden we de parabel van de zaaier. Vandaag en volgende week horen we telkens drie parabels. Verwonderlijk is dat niet: Jezus verkondigde zijn boodschap over het koninkrijk van God immers graag in parabels. ‘Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen’, zo staat er letterlijk. Alles samen vertelt Hij een veertigtal parabels, en die zijn allemaal gebaseerd op de herkenbare werkelijkheid. Onkruid tussen het graan, een klein zaadje dat uitgroeit tot een stevige boom, gist die de bloem doet rijzen … het is vandaag even herkenbaar en even realistisch als in de tijd van Jezus.

Even herkenbaar is ook de vraag die de knechten aan de zaaier stellen: ‘Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid?’ Heel herkenbaar is dat. Het is een vraag die ook wij vaak stellen als er iets fout loopt.

Want hoe we het ook draaien of keren: er is niet alleen goed in de wereld, maar ook kwaad, en niet een klein beetje. Heel zeker stellen ook wij ons daarbij de vraag waar al dat kwaad vandaan komt. ‘Van de duivel’, zegt Jezus. ‘Van de vijand’. En daarmee bedoelt Hij het kwade in de mens. Want opnieuw: hoe we het ook draaien of keren: goed en kwaad is in elke mens aanwezig, dus ook in ons. Niemand is altijd in alles goed en doet alleen maar goede dingen. Elke mens, ieder van ons, komt voortdurend voor keuzes te staan. En de keuzes die we maken – laat ons eerlijk zijn – zijn niet altijd zo eerlijk, niet altijd rechtvaardig of goed voor de medemens. Soms maken we de goede keuze, en soms de foute, en heel vaak iets daar tussenin.

De parabel van het onkruid in de tarwe is dus ook een beeld van onszelf. Ook in ons zit veel onkruid, en zelfs als we het echt niet willen steekt het vaak de kop op. Want wij zijn niet volmaakt. We gaan bijlange na niet altijd de weg die we als christenen zouden moeten gaan. We worden dikwijls afgeleid van die weg omdat andere wegen ons aantrekken en weglokken. We laten ons meeslepen door van alles, en diep in onszelf weten we dat dit niet altijd de goede weg is.

Gelukkig worden we daar niet altijd direct om veroordeeld. Niet door onze medemensen, niet door de staat, niet door God. Dat komt heel sterk tot uiting in de eerste lezing van vandaag: ‘Toch oordeelt U zachtmoedig en regeert U ons op milde wijze’, zegt het boek Wijsheid over God. Zijn goedheid en barmhartigheid leiden niet tot oordeel aan ons adres. In zijn liefde geeft Hij ons telkens opnieuw nieuwe kansen. Net zoals die heer in het evangelie. Die wil niet dat zijn knechten het onkruid uit de tarwe wieden, want dan trekken ze misschien ook de tarwe uit.

En bovendien, wie zegt er dat er van dat onkruid niet iets goeds kan komen? Misschien kan het gebruikt worden als veevoeder, of misschien kan het ook sterk vermalen worden dat het als meststof kan gebruikt worden. Ook dat sluit direct aan bij de werkelijkheid. Hoeveel mensen die de verkeerde weg zijn opgegaan keren niet op hun stappen terug om anders te worden, om geen fouten meer te begaan, om werkelijk goede mensen te worden? Door God wordt niemand veroordeeld. Waar zouden wij dan het recht vandaan halen dit wel te doen?

Geliefde mensen, laat het oordelen maar aan God over. Hij kijkt veel verder dan wij. Zijn blik wordt niet verdoezeld door wrok, door eigenbelang of door zelfoverschatting. Hij kan zien dat uit elk klein zaadje een sterke boom kan groeien, en dat gelijk welk gist met rare smaak heel goed gebak kan voortbrengen. Als ook wij zo proberen te kijken zal het koninkrijk van Gods liefde en vrede alleen maar groeien.

Laten we bidden

Vader,
wij danken U om uw eindeloos geduld
voor zij die het kwade in zich dragen.
In uw oeverloze barmhartigheid
komt U ons steeds tegemoet,
ons alle kansen biedend
de goede draad van het leven
weer op te nemen.
Moge uw Geest ons dit geheim
voortdurend in herinnering brengen.
Door Christus, onze Heer.
Amen.

Veel zegen over deze zondag.
kris

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.