zondag 19 door het jaar – C

Uit het boek Wijsheid 18, 6-9

De voornaamste gebeurtenis in de geschiedenis van het Godsvolk voltrekt zich gedurende de nacht: de uittocht uit Egypte naar het Beloofde Land en de keuze van Israël tot uitverkoren volk. Enkel wie Hem verwacht in gebed en lofprijzing, zal God herkennen in de nacht.

De nacht van de uittocht uit Egypte was onze voorouders van tevoren aangekondigd, opdat ze zich vol vertrouwen konden verheugen over de gedane beloften. Uw volk verwachtte de redding van de rechtvaardigen en de ondergang van hun vijanden. Met hetzelfde middel als waarmee U de tegenstanders strafte, hebt U ons, die door U geroepen zijn, met roem overladen. De vrome dienaren van het goede volk brachten hun offers in het verborgene. Eensgezind aanvaardden de heiligen het goddelijke gebod dat zij moeten delen in elkaars voor- en tegenspoed. Zo konden zij al van tevoren de lofliederen van onze voorouders aanheffen. 


Gezongen antwoordpsalm 33

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Zalig het volk, door de Heer als zijn erfdeel gekozen.

Jubel, gerechtigen voor de Heer,
rechtschapenen past een lofzang.
Zalig het volk dat de Heer heeft als God,
het volk dat Hij koos als zijn erfdeel.

Het oog van de Heer rust op hen die Hem vrezen,
die rekenen op zijn erbarming;
dat Hij hen ontrukken zal aan de dood,
bij hongersnood hen zal voeden.

Wij stellen al onze hoop op de Heer,
Hij is onze hulp en ons schild.
Laar uw erbarmen, Heer, ons ons dalen,
zoals ons vertrouwen uitgaat naar U.


Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 11, 1-2 + 8-19

Deze tekst is een ‘hymne aan het geloof’, niet opgevat als een beredeneerd instemmen met dat geloof of als een zoeken naar zekerheid, maar als een verhaal. Vrouwen en mannen werden geroepen, weggehaald uit het gevestigd bestaan, om vertrouwvol op weg te gaan. Onvermoeibaar, vaak doorheen de nacht van twijfel, vervolgden zij de zoektocht naar een ander vaderland. En wanneer de gehoorzaamheid hen geleid had tot de dood, hadden zij de zekerheid dat God hen het leven terugschonk.

Broeders en zusters,
geloof is de zekerheid dat alles waarop we hopen werkelijkheid wordt, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen. 
Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij als erfenis zou ontvangen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten omdat hij uitzag naar de stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind voort te brengen, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. Zo bracht één man, wiens kracht al gestorven was, ontelbaar veel nakomelingen voort, zo veel als er sterren aan de hemel zijn en zand op het strand langs de zee.
Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was hebben ze geen werkelijkheid zien worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland. En daarmee bedoelden ze niet het vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland: het hemelse. Daarom schaamt God zich er niet voor hun God genoemd te worden en heeft Hij voor hen een stad gereedgemaakt.
Door zijn geloof kon Abraham, toen hij op de proef werd gesteld, Isaak als offer opdragen. Hij die de beloften had ontvangen, was bereid zijn enige zoon te offeren. Terwijl er tegen hem gezegd was: ‘Alleen door Isaak zul je nageslacht krijgen,’ zei hij bij zichzelf dat het voor God mogelijk moest zijn iemand uit de dood op te wekken, en daarom kreeg hij hem ook terug, bij wijze van voorafbeelding. 


Vers voor het evangelie (Lc 19, 38)

Alleluia.
Gezegend Hij die komt als koning,
in de naam van de Heer!
Vrede in de hemel
en eer aan de Allerhoogste!
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 12, 32-48

Het Koninkrijk is er al: wij moeten ons dus ontdoen van aardse rijkdom en een onvergankelijke schat verzamelen. Het Koninkrijk is nog komende: wij moeten dus klaar staan om de Meester te ontvangen die op elk ogenblik kan terugkomen, zelfs midden in de nacht. De knecht die klaar staat om te dienen, zal door de Heer zelf worden bediend. De dienaar die verrast wordt door ledigheid, zal door de Heer worden achtergelaten. Ieder zal rekenschap moeten afleggen volgens zijn gaven en verantwoordelijkheden.

Jezus sprak tot zijn leerlingen:
‘Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken. Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.
Sta klaar, doe je gordel om en houd de lampen brandend, en wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt. Gelukkig de knechten die de heer bij zijn komst wakend aantreft. Ik verzeker jullie: hij zal zijn gordel omdoen, hen voor de maaltijd nodigen en hen bedienen. Gelukkig degenen die hij zo aantreft, ook al komt hij midden in de nacht of kort voor het aanbreken van de dag. 
Besef wel: als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, dan zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. Ook jullie moeten klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.’
Petrus vroeg: ‘Heer, is deze gelijkenis alleen voor ons bedoeld of voor iedereen?’ 
De Heer antwoordde: ‘Wie is de betrouwbare en verstandige rentmeester die de heer zal aanstellen over zijn knechten om hun op tijd het eten te geven dat hun toekomt? Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. Maar als die dienaar bij zichzelf zegt: Mijn heer komt maar niet, en als hij de knechten en dienstmeisjes gaat slaan, en zich te buiten gaat aan voedsel en drank, dan komt de heer van die dienaar op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, en dan zal hij hem de zwaarste straf opleggen en hem het lot van de trouwelozen doen ondergaan. De dienaar die weet wat zijn heer wil, maar geen voorbereidingen treft en niet overeenkomstig zijn wil handelt, zal veel slagen te verduren krijgen. Maar wie niet weet wat zijn heer wil en zo handelt dat hij slaag verdient, zal weinig slagen te verduren krijgen.
Van iedereen aan wie veel gegeven is, zal veel worden geëist, en hoe meer aan iemand is toevertrouwd, des te meer zal van hem worden gevraagd.

Van Woord naar leven

‘Wees niet bang, kleine kudde, want jullie Vader heeft jullie in zijn goedheid het koninkrijk geschonken. Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten. Waar jullie schat is, daar zal ook jullie hart zijn.’
Zo zegt Jezus vandaag.

We mogen in de zekerheid leven dat God ons in zijn goedheid het koninkrijk reeds heeft geschonken. Wat een rijkdom ons gegeven. We hoeven er niets voor te doen, er niet naar op zoek te gaan. Het koninkrijk is er. Wat het wel vraagt is een bepaalde wijze van zien, zowel binnenin als naar buiten toe. Eigenlijk gaat het hier om relatie, om gods-relatie, om omgaan met God. Hijzelf zal je – in zijn Geest – de genade schenken van het innerlijk besef dat het koninkrijk zowel in als rondom je is. Hij vraagt enkel toewijding, opening; een zekere wending naar Hem. Eenmaal die opening en wending, zal Hij niet nalaten zijn Geest in je te laten vonken zodat je niet anders zal kunnen dan inderdaad beamen dat zijn koninkrijk onder ons aanwezig is, en wel op elke moment.

Wel, vandaag zegt Jezus ons: zie dat je deze rijkdom niet misloopt. ‘Verkoop je bezittingen en geef het geld aan de armen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten.’ Zoals vaak is Jezus heel concreet, terwijl wijzend naar een diepere binnenkant. Je bezittingen verkopen en de opbrengst geven aan de armen mogen we gerust lettelijk lezen. Het is lastig voor wie veel heeft, of misschien nog lastiger voor iemand die weinig heeft, maar het is wel een weg die Hij aanwijst. Vanuit hun gegevenheid klagen de armen de ongelijkheid aan tussen rijken en armen; iets dat ons allen diep zou moeten raken. Hun nood- en hulpkreet zouden we moeten beluisteren als de echo van Jezus op het kruis die zei en zegt dorst te hebben. Ons solidair tonen met de armen, niet enkel in de intentie of in de voorbeden, maar daad-werkelijk, houdt ons in het koninkrijk van God. We zullen belichamen wat haar inhoud is. Want God staat aan de kant van de armen. Laat ons kiezen voor zijn kant, voor de armen dus, voor God.

Geld, goederen, gronden,… oppotten is niet de weg die Jezus aanreikt. Geen aardse bevrediging, niet steeds meer willen, geen uitbuiting van mensen. Onze levensschat is niet te vinden in dit alles. De weg die Christus aanreikt is de weg van Hemzelf. In Hem zullen we onze schat vinden: de schat van Gods liefde. Zij is de oorsprong van ons bestaan en het doel van ons leven. Christus is de genade van dit alles. In Hem, door Hem en met Hem zijn we in staat Gods liefde te belichamen doorheen onze lofprijzing, onze dankzegging, ons bidden voor, en bijzonder ook door ons leven getekend door Gods liefde; heel concreet naar de naaste toe. Dat is leven vanuit een hemelse vervulling, leven vanuit Gods inwoning, wat haaks staat op het puur met jezelf bezig zijn, met oppotten van geld en goederen.

Ons hart zal zijn waar je schat is, zegt Jezus. Het zou ons de vraag moeten stellen: Met wat zijn we bezig is ons leven? Wat gaat ons ter harte? Zijn het die zaken die thuishoren in God, of zijn het enkel dingen die ons eigen ego voortdurend bevredigen?

Het mooie, zegt Jezus ons vandaag ook nog, dat deze ‘zaken van God’ niet kunnen gestolen worden door wie of wat dan ook. Zelfs geen mot, zo zegt Hij, zal er aan kunnen vreten. Het zal zijn zuiverheid bewaren, tenminste als wij er voor kiezen zuiver voor God te leven.

‘Wees niet bang’, zegt Jezus. We leven in een wereld die ons inderdaad kan beangstigen. De huidige oorlog in Oekraïne, de opgelopen spanningen van de voorbije dagen tussen China en Taiwan en de VS, het zoveelste conflict sinds vrijdag tussen Israël en de Palestijnen,… en al die andere wantoestanden in de wereld die het nieuws niet halen. Een mens zou z’n moede erbij verliezen.
Tussen al dat tumult door, en vooral tot de lijdende mens, blijft Jezus zeggen: ‘Wees niet bang’. Alsof Hij zegt: ‘Blijf kiezen voor wat juist en waar is, geef niet toe aan het kwaad, blijf in de liefde, Ik ben bij je, ook al worden we samen gekruisigd’.
Niet makkelijk. Maar wel de weg van het evangelie, de ‘Blijde Boodschap’.

Laten we deze paasweg gaan, in Christus; de wereld voortdurend in gebed op de schoot van de Heer neerleggend, en door zelf het goede te blijven doen.

Laat ons waakzaam omgaan met het feit dat Gods koninkrijk midden onder ons aanwezig is. Laten we haar schone en rijke inhoud belichamen; in evangelische eenvoud en vreugde.

Een vredevolle zondag voor ieder van u,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U voor uw koninkrijk dat midden onder ons aanwezig is. Mogen wij, verinnigd in Christus, uw koninkrijk gestalte geven doorheen het leven van elke dag. Mogen wij kiezen voor U, kiezen voor het leven, kiezen voor de Liefde.
Door Christus, ons Broeder en Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.