zondag 2 door het jaar – A

Uit de profeet Jesaja 49, 3 + 5-6

De ware Dienaar, die God heeft uitgekozen, zal geen politieke zending hebben dat het koninkrijk Israël herstelt. Zijn zending zal profetisch zijn: het hart bekeren van de kleine rest van het volk. Het Rijk der gerechtigheid, dat zo begint, zal er zijn voor iedereen.

De Heerheeft me gezegd: ‘Mijn dienaar ben jij. In jou, Israël, toon Ik mijn luister.’
Toen sprak de Heer – Hij die mij al in de moederschoot gevormd heeft tot zijn dienaar om Jakob naar Hem terug te brengen, om Israël rond Hem te verzamelen, zodat ik aanzien zou genieten bij de Heer en mijn God mijn sterkte zou zijn. Hij zei: ‘Dat je mijn dienaar bent om de stammen van Jakob op te richten en de overlevenden van Israël terug te brengen, dat is nog maar het begin. Ik zal je maken tot een licht voor alle volken, opdat de redding die Ik brengen zal tot aan de einden der aarde reikt.’


Gezongen antwoordpsalm 40

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Zie, ik kom Heer, om uw wil te doen.

Met groot vertrouwen heb ik op de Heer gehoopt
en Hij sloeg acht op mij.
Hij legde in mijn mond een nieuw gezang,
een lied voor onze God.

Gij hebt geen offer of geschenk gewild,
Gij hebt mijn oor geopend;
Gij vraagt geen brandoffer, geen zoenoffer van mij;
dus zei ik: ‘Ja, ik kom!’

Want in de boekrol staat van mij geschreven
dat ik uw wil volbreng.
Mijn God, dat is het wat ik wil,
uw wet staat in mijn hart geschreven.

Aan velen heb ik uw rechtvaardigheid bekend gemaakt,
ik hield mijn lippen niet gesloten,
Heer, Gij weet het.


Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 1, 1-3

In de komende zondagen lezen wij uit de brief van Paulus aan de christenen van Korinte. Deze gemeenschap heeft Paulus zelf gesticht. In het begin van zijn brief wijst Paulus, als uitverkoren getuige van de Heer, de Korintiërs erop dat zij geroepen zijn tot heiligheid.

Van Paulus, apostel van Christus Jezus, geroepen door de wil van God, en van onze broeder Sostenes. Aan de gemeente van God in Korinte, geheiligd in Christus Jezus en geroepen om Gods heiligen te zijn, en aan allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan ook, bij hen en bij ons. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus.


Vers voor het evangelie (Mt 11, 21)

Alleluia.
Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde,
omdat U deze dingen voor wijzen en verstandigen
verborgen hebt gehouden,
maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Johannes 1, 29-34

Toen Johannes Jezus aanwees als het Lam Gods, erkende hij Hem als de lijdende Dienaar. De nederdaling van de Geest is voor de Doper het beslissende teken van Jezus’ messiaanse zending. Als uitverkorene van God en Zoon van de Vader zet Jezus de tijd in van de vergeving der zonden.

Johannes de Doper zag Jezus naar zich toe komen, en hij zei: ‘Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Hij is het over wie ik zei: “Na mij komt iemand die meer is dan ik, want Hij was er vóór mij.” Ook ik wist niet wie Hij was, maar ik kwam met water dopen opdat Hij aan Israël geopenbaard zou worden.’ 
En Johannes getuigde: ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en Hij bleef op Hem rusten. Nog wist ik niet wie Hij was, maar Hij die mij gezonden heeft om met water te dopen, zei tegen mij: “Wanneer je ziet dat de Geest op iemand neerdaalt en blijft rusten, dan is dat degene die doopt met de heilige Geest.” En dat heb ik gezien, en ik getuig dat Hij de Zoon van God is.’

Van Woord naar leven

We kennen Johannes de Doper van tijdens de lezingen in de advent. Johannes had zo z’n eigen woordgebruik om de mensen op te roepen tot bekering. Hij schuwde geen scherpe veroordelende taal om de mensen attent te maken op het feit dat hun hart zo vaak verwijderd was van God. Als voorloper van de Heer wist hij zich gezonden op deze wijze op te roepen tot een verandering van leven.

Vandaag horen we diezelfde Johannes de Doper een heel ander taalgebruik hanteren, alsof hij vervuld is geworden van iets dat hem in zekere zin ‘zachter’ heeft gemaakt. We mogen gerust stellen dat Johannes – wat dit betreft – een hele evolutie is doorgegaan; een zekere bekering zou je kunnen zeggen. Het scherpe vuur van de oproep heeft plaats gemaakt voor de zachte gloed van de Gods Geest. ‘Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.’ en ‘Ik heb de Geest als een duif uit de hemel zien neerdalen, en Hij bleef op Hem rusten’ en ‘Ik getuig dat Hij de Zoon van God is.’ Inderdaad, Johannes trad nu meer getuigend op van wat, of van wie, hij gezien heeft. Hij sprak vanuit een vervulling, vanuit de Geest.

Daarvóór sprak hij als iemand – zo zegt hij zelf – die de Heer nog niet kende: ‘Ook ik wist niet wie Hij was’, zegt hij tot twee maal toe. Van zodra hij weet heeft van de Heer (weet in de zin van ‘leren kennen’ en ‘ontmoeten’) spreekt hij vanuit iets anders, vanuit Gods gloed in hem gelegd als gevolg van het ‘ontmoeten van’, en ‘in relatie treden met’, de Heer.
Je zou kunnen zeggen: in de woestijn, en daarna predikend tot het volk, leefde Johannes als een ware bekeerling, maar met de komst van de Heer trad hij binnen in een dieper niveau van bekering.

Deze evolutie van Johannes zien we ook in de liturgie die de Kerk aanbiedt doorheen de advent en de kersttijd. In de advent worden we doorheen bijvoorbeeld Jesaja, en ook Johannes de Doper, opgeroepen ons leven te veranderen: het rechte pad bewandelen, tot verzoening komen met elkaar, ongehoorde rijkdom afleggen, delen met de armen, enzovoort. Dit vraagt inzicht en wil tot verandering. Het is een eerste, en niet onbelangrijk, niveau van bekering. Maar met Kerst wordt er gevraagd een dieper niveau van bekering aan te gaan. Het is de Heer verwelkomen, om vanuit je relatie met Hem, de eerste bekering handen en voeten te geven. Het is volbrengen wat Jesaja en de Doper vroegen, maar vanuit genade, vanuit Gods inwoning, vanuit je omgang met de Heer.

Als we nu kijken naar de wereld van vandaag mag men hoopvol zijn wat de eerste bekering betreft. Velen zijn vandaag de dag bereid mooie humane waarden aan de dag te leggen. Ik denk aan delen met elkaar, delen met de armen, opkomen voor recht, werken aan vrede, opvangen van vluchtelingen,… Er gebeuren op dat vlak zeer veel prachtige initiatieven, en dit wereldwijd; alle lof waardig en als zodanig is het goed dit te ondersteunen.
Wat de diepere bekering betreft … daar mogen we – en dat zeg ik in alle voorzichtigheid en zeker niet bedoelend als oordeel – van stellen dat de mensheid van vandaag daarin arm is. Spreken over Gods inwoning, goed doen vanuit genade, de Heer dienen in de ander, vergeving schenken op het woord van de Heer,… is de dag van vandaag minder populair. Nochtans is dát Kerstmis, is dát de Blijde Boodschap, is dát de roeping én de zending van de mens.

De puur humane mooie diepmenselijke waarden verkondigen is op zich niet moeilijk. Daar vind je vandaag de dag veel gehoor voor. In se heb je – wat betreft de beleving van deze waarden – God of Kerk ook  niet nodig. Ik heb inderdaad Jezus niet nodig om te weten dat ik goed moet zijn voor de armen. Ik heb de Kerk niet nodig om te weten dat ik vergeving moet schenken aan zij die mij kwaad deden. Ik heb God niet nodig om te weten dat ik mijn werk met veel toewijding moet doen. Ik heb dit alles niet nodig om te weten dat het goed is om een liefdevol leven te leiden naar de ander toe. We hebben het dan over een moreel en ethisch verantwoord leven.

Maar een christen is méér dan moraal. Hij is méér dan een mens die enkel ethisch verantwoord kan leven. Een christen weet zich gezonden door God, hij weet zich bewoond door Christus, hij is zich ervan bewust dat hij geroepen is om vanuit een innige verbondenheid met de Heer te leven, te bidden, te werken. Hij weet dat hij in genade opgetild wordt uit zijn eigen beperkt kunnen om in een liefde te treden die hij zelf niet kan maken; een liefde waar hij zich geroepen toe weet deze te belichamen in het dagelijks leven.

Als christenen, als Kerk, mogen we niet moraliseren. Dan verarmen we de Kerk. Het goede mogen en moeten we ondersteunen, heel zeker. Maar God moet ook z’n plaats krijgen, zowel in ons persoonlijk leven alsook in onze verkondiging doorheen daad en woord.

Dit laatste is niet evident, en heel zeker zal het ons op vele momenten in ontmoeting brengen met de gekruisigde Jezus. Dat is de diepe consequentie van ons christen-zijn. Maar ook dát behoort in wezen tot de ‘Blijde Boodschap’. Weet dat je bij tegenstroom áltijd in goed gezelschap bent, namelijk in het gezelschap van de Heer, Hij die jouw genade is, Hij die jou draagt.

Moge Christus de wereld, ieder van ons, diep zegenen. Mogen allen – naar Gods wil – Hem leren kennen, Hem ontmoeten als een goddelijke vriend die áltijd bij ons is, ons draagt, ons behoed, ons leidt.

Laat ons bidden …

Vader,
moge uw Geest ons ten diepste bezielen. Moge Hij ons in Christus binnenleiden, opdat wij – verinnigd in Hem – zouden leven, uw liefde belichamend in al ons doen en laten, als een feest zonder einde.
In Christus, amen.

 

 

Een mooie zondag voor ieder van u.
Hartelijk, kris

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.