zondag 2 door het jaar – B

Uit het eerste boek Samuël 3, 3b-10 +19

Dit verhaal geeft de voornaamste kenmerken aan van een profetische roeping. God kiest en roept wie door zijn innerlijke armoede, bereid is Hem te antwoorden. Wanneer de geroepenen de eerste stap hebben gezet, komt God naderbij en zendt hen uit.

De godslamp was nog niet uitgedoofd en Samuël lag te slapen in het heiligdom van de Heer waar de ark van God stond.
Toen riep de Heer Samuël.
‘Ja’, antwoordde Samuël.
Hij liep snel naar Eli toe en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen. Ga maar slapen.’
Toen Samuël weer lag te slapen, riep de Heer hem opnieuw. Samuël stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen, mijn jongen. Ga maar weer slapen.’
Samuël had de Heer nog niet leren kennen, want de Heer had zich niet eerder aan hem bekendgemaakt door het woord tot hem te richten.
Opnieuw riep de Heer Samuël, voor de derde keer. Samuël stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’
Toen begreep Eli dat het de Heer was die de jongen riep.
Hij zei tegen Samuël: ‘Ga maar weer slapen. Wanneer je wordt geroepen, moet je antwoorden: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”’
Samuël legde zich weer te slapen, en de Heer kwam bij hem staan en riep net als de voorgaande keren: ‘Samuël! Samuël!’
En Samuël antwoordde: ‘Spreek, uw dienaar luistert.’
Samuël groeide op. De Heer stond hem bij en bracht alles in vervulling wat Hij had voorzegd.

Psalm 40, 2 + 4 + 7 + 8 + 9 + 10

Refr.: Uw wil te doen, mijn God, verlang ik.

Vol verlangen heb ik op de Heer gewacht
en Hij boog zich naar mij toe,
Hij heeft mijn roep om hulp gehoord.

Hij gaf mij een nieuw lied in de mond,
een lofzang voor onze God.
Mogen velen het zien vol ontzag
en vertrouwen op de Heer.

Offers en gaven verlangt U niet,
brand– en reinigingsoffers vraagt U niet.
Nee, U hebt mijn oren voor U geopend

Nu kan ik zeggen: ‘Hier ben ik,
over mij is in de boekrol geschreven.’
Uw wil te doen, mijn God, verlang ik,
diep in mij koester ik uw wet.

Wanneer het volk bijeen is,
spreek ik over uw rechtvaardigheid,
ik houd mijn lippen niet gesloten,
U weet het, Heer.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 6, 13c-15a + 17-20

Vijf op elkaar volgende zondagen lezen wij uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs het deel dat gewijd is aan sommige aspecten van de christelijke moraal. Maar zoals gewoonlijk grondt Paulus zijn aanbevelingen in een levenwekkende theologische bodem. Ten overstaan van de losse zeden van de bewoners van Korinte, herinnert Paulus aan de waardigheid van het menselijk lichaam. Het lichaam is bestemd op te verrijzen en de tempel te zijn van de heilige Geest. Elke misbruik van het lichaam wordt een zwaar vergrijp.

Broeders en zusters,
bedenk dat het lichaam er niet is om ontucht mee te plegen: het is er voor de Heer en de Heer is er voor het lichaam. God heeft de Heer opgewekt, en door zijn macht zal Hij ook ons opwekken. Weet u niet dat uw lichaam een deel is van het lichaam van Christus?
Wie zich met de Heer verenigt wordt met Hem één geest. Ga ontucht uit de weg! Geen enkele andere zonde die een mens kan begaan tast het lichaam aan, maar wie ontucht pleegt zondigt tegen het eigen lichaam.
Of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont en die u ontvangen hebt van God, en weet u niet dat u niet van uzelf bent?
U bent gekocht en betaald, dus bewijs God eer met uw lichaam.

Alleluia.
Spreek, Heer, uw dienaar luistert;
Gij hebt woorden van eeuwig leven.
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Johannes 1, 35-42

Nadat zij voorbereid zijn door een lange weg van zoeken, richt de Doper zijn bevoorrechte leerlingen op Christus. Dit is de overgang van het Oude naar het Nieuwe Testament. Wanneer deze leerlingen Jezus ontmoeten, herkennen zij Hem als de Messias. Zij volgen Hem en blijven bij Hem.

In die dagen stond Johannes er daar met twee van zijn leerlingen. Toen hij Jezus voorbij zag komen, zei hij: ‘Daar is het lam van God.’
De twee leerlingen hoorden wat hij zei en gingen met Jezus mee.
Jezus draaide zich om, en toen Hij zag dat ze hem volgden, zei Hij: ‘Wat zoeken jullie?’
‘Rabbi’, zeiden zij tegen Hem (dat is in onze taal ‘meester’), ‘waar logeert U?’
Hij zei: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’
Ze gingen met Hem mee en zagen waar Hij onderdak had gevonden; het was ongeveer twee uur voor zonsondergang en ze bleven die dag bij Hem.
Een van de twee die gehoord hadden wat Johannes zei en Jezus gevolgd waren, was Andreas, de broer van Simon Petrus.
Vlak daarna kwam hij zijn broer Simon tegen, en hij zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’ (dat is Christus, ‘gezalfde’), en hij nam hem mee naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Jij bent Simon, de zoon van Johannes, maar voortaan zul je Kefas heten’ (dat is Petrus, ‘rots’).

Van Woord naar leven

Jezus zag dat de leerlingen Hem volgden en stelde hen de vraag: ‘Wat zoeken jullie?’ Op het eerste zicht misschien een merkwaardige vraag. En toch… Hij daagde in die vraag de leerlingen uit naar tot een diepgaander volgen. En wat dit laatste betreft stelden de leerlingen op hun beurt de juiste vraag, namelijk: ‘Waar logeert U?’ Waarop Jezus dan die warme en gastvrije woorden sprak: ‘Kom maar mee, dan zul je het zien’.

Dat is nu precies wat Jezus diep in ons binnenste zegt wanneer we ons in gebed in diep verlangen tot Hem richten: ‘Kom mee, en zie waar Ik verblijf’.

Wanneer mensen bidden doen ze dat doorgaans door gebruik te maken van ofwel een formulierengebed (gebed dat men ‘leest’ zeg maar) ofwel door middel van spontaan mondgebed (een gebed dat men met de mond verwoordt). En daar is ook niets mis mee.
Neem bijvoorbeeld het Getijdengebed. Hymnen, antifonen, psalmen, korte Schriftlezingen,… het staat allemaal netjes op papier. Wanneer je het ochtendgebed uit het Getijdengebed langzaam bidt ben je al snel 25 minuten bezig. Het wezen van het Getijdengebed is dat Christus in je bidt. Jij bidt, maar je bidt in naam van de Heer.
Een mondgebed is bijvoorbeeld het bidden van een rozenkrans. Prevelend bid je het Onze Vader en de Weesgegroeten, je toevertrouwend aan de mysteries die je overweegt. In wezen is het ook hier Christus die in je, en met je, bidt.
Je kan ook je gebedstijd invullen door spontaan woorden uit te spreken; woorden die opborrelen in je hart. Als het goed is is ook dit gebed een bidden van Christus.

Dus zowel het formulierengebed, alsook het mondgebed, kan werkelijk een bidden van Christus zijn. Het mooie hieraan is dat, wanneer je afgeleid bent (afwezig bent zeg maar) tijdens je bidden, het gebed verder gaat, en dat dus Christus verder bidt.
Ook wanneer je je gebed beëindigt is er altijd wel ergens een plek in de wereld waar gebeden wordt, en zo wordt het gebed van Christus voort-durend gaande gehouden. Mooi toch.

In alle voorzichtigheid zou ik hier een ‘En toch’ willen bijplaatsen, als een uitnodiging nog iets dieper te kijken.

Het werkelijke doel van het gebed ligt niet in het plichtsmatig bidden van formulieren- of mondgebeden. Achter alle woorden die we ‘lezen’ of uitspreken ligt die diepe uitnodiging van Jezus: ‘Kom. Ontmoet Mij’. Dat is, naar mijn bescheiden aanvoelen, de diepere betekenis van de woorden, en uitnodiging, van Jezus die we vandaag horen: ‘Kom mee en je zult zien waar Ik woon’.
Jezus wilt ons namelijk brengen naar een diepte diep in onszelf waar Hij zichzelf met ons wilt verinnigen. Het is de plek waar Hij zich volledig schenkt aan ons, en waar Hij ons uitnodigt ons hele zijn volledig te schenken aan Hem. Het is het gebeuren van de eenwording, van het totaal opgenomen worden door Hem. Het is vlam worden van zijn vlam, uw ja leggend in zijn ja tot de Vader.

Formulieren- en mondgebeden zijn goed en dikwijls broodnodig. Doorheen de woorden bidt Christus, en als het goed is ontmoeten we Christus doorheen de woorden. Maar het zit ‘m niet in de woorden op zich. Deze woorden bidden zijn absoluut geen garantie dat je in een diepe Gods-ontmoeting komt. In die zin zijn de woorden die je leest of uitspreekt een drempel naar iets dat nog veel diepers reikt. Namelijk een gebeuren waar je niet enkel Christus ontmoet maar waar Hij je ook ten diepste verenigt met Zichzelf. Het een ziel-gebeuren. Een binnen-in gebeuren. Het is de heilige Geest die zijn goddelijke gloed ten diepste manifesteert diep in onszelf. Het is de Geest die ons ver-innigt met Christus. Het is ieders roeping dit waaien van de Geest toe te laten. Het is gaan staan in zijn gloed, opdat het wonder van eenwording kan gebeuren.

Daar, diep in onze ziel, woont Christus. Daar nodigt Hij uit. Daar wacht Hij op ons. Om ons Gods liefde te schenken. Door ons op te nemen in die liefde. Door ons deelgenoot te maken van zijn liefde tot de Vader.

En dit, lieve mensen, met de bedoeling, deze liefde te belichamen in ons dagelijks leven. Ja, als een gebed zonder ophouden.

De ontmoeting met Christus zal zich verder zetten in het leven van elke dag: In het maken van de soep, in het zorg dragen voor onze kinderen, in het nabij zijn van de armen,… In al wat we doen zullen we Christus ontmoeten die zegt: ‘Kom, en ontmoet mij’. Zo kan het leven één grote Gods-ontmoeting worden, al dan niet bewust beredenerend.

De kern van dit alles is en blijft wat er zich afspeelt diep in onze ziel: Christus die zich aan ons schenkt, en ons uitnodigt ons aan Hem te schenken.

Laten we dit laatste koesteren als het hoogste goed. Wie daaruit leeft is christen in de diepste betekenis van het woord.

Een mooie zondag voor ieder van u.

kris

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
moge uw heilige Geest ons gebed beademen, opdat het een gebeuren mag zijn van eenwording met Christus. Moge dit innerlijk huwelijk een feest zijn zonder einde, ons gevend aan de liefde voor de mensheid ons gegeven.
In Christus, onze Broeder en Heer.
Amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.