zondag 22 door het jaar – B

Uit het boek Jozua 24, 1-2a + 15-17 + 18b

Het lot van het boek Jozua, duidt een keerpunt aan in de geschiedenis van het Verbond. De Heer van Sinaï komt duidelijk naar voor als de God van alle stammen van Israël. Hij eist van hen dat ze Hem exclusief en onherroepelijk toebehoren. De stammen kunnen nog terugkeren naar hun oude goden. Maar zij die kiezen voor de God van Israël, moeten Hem dienen door hun eredienst, hun trouw aan de Wet en hun totale beschikbaarheid.

Jozua riep alle stammen van Israël bijeen in Sichem. Nadat hij de oudsten, stamhoofden, rechters en griffiers zich ten overstaan van God had laten opstellen, sprak hij tot het volk: ‘Dien alleen de Heer. Wanneer u daar niet toe bereid bent, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden van uw voorouders ten oosten van de Eufraat of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. In ieder geval zullen ik en mijn familie de Heer dienen.’
Hierop antwoordde het volk: ‘Het is verre van ons de Heer te verlaten om andere goden te dienen. Hij is het, de Heer, onze God, die ons en onze voorouders uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. Hij heeft grote wonderen voor ons verricht; dat hebben we met eigen ogen gezien. Hij heeft ons op onze hele tocht beschermd tegen alle volken waarvan we het gebied doortrokken. Wij zullen de Heer dienen, want Hij is onze God.’

Psalm 34, 2-3 + 16-23

Refr.: Laat mijn leven een loflied zijn voor de Heer.

De Heer wil ik prijzen, elk uur van de dag,
mijn mond is altijd vol van zijn lof.
Laat mijn leven een loflied zijn voor de Heer,
de nederigen zullen het met vreugde horen.

Het oog van de Heer rust op de rechtvaardigen,
zijn oor luistert naar hun hulpgeroep.
Toornig ziet de Heer wie kwaad doen aan,
Hij wist hun namen op aarde uit.

De Heer hoort de kreten van de rechtvaardigen,
Hij bevrijdt hen uit de nood,
gebroken mensen is de Heer nabij,
Hij redt wie zwaar wordt getroffen.

Al blijft de rechtvaardige niets bespaard,
de Heer zal hem steeds weer bevrijden.
Hij waakt zelfs over zijn beenderen,
niet één ervan wordt verbrijzeld.

Een slecht mens komt om door eigen kwaad,
wie een rechtvaardige haat zal boeten,
de Heer redt het leven van zijn dienaren,
nooit zal boeten wie schuilt bij Hem.

Uit de brief van Paulus aan de Efesiërs 5, 21-32

Tussen gelovigen ontdekt de eenheid van Christus en de Kerk haar voorbeeld en ontvangt zij de diepe zin van haar bestaan. Zo moeten man en vrouw in het christelijk huwelijk zichzelf vergeten om alleen te denken aan hun partner. Deze liefde leidt hen binnen in het hart van Gods mysterie.

Broeders en zusters,
aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.
Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer, want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat Hij gered heeft. En zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen.
Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven om haar te heiligen, haar te reinigen met water en woorden en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver. Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen.
‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’ Dit mysterie is groot–en ik betrek het op Christus en de kerk.

Alleluia.
Als iemand mij liefheeft, spreekt de Heer,
zal hij mijn woord onderhouden,
mijn Vader zal hem liefhebben
en Wij zullen tot hem komen.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Johannes 6, 60-69

Zoals te Sichem zijn wij hier op een keerpunt: zullen de leerlingen zich aansluiten bij de sceptici of zullen zij Christus definitief volgen, nu zijn verbijsterende taal lijden en kruis aankondigt? De geloofsbelijdenis van Petrus is die van de leerlingen uit alle tijden, wanneer zij in de eucharistie de Geest smeken dat Hij brood en wijn verandert in Christus’ lichaam en bloed.

In die tijd zeiden velen van Jezus’ leerlingen: ‘Dit zijn harde woorden, wie kan daarnaar luisteren?’
Jezus wist wel dat zijn leerlingen protesteerden en zei tegen hen: ‘Ergeren jullie je hieraan? Maar als jullie nu de Mensenzoon zouden zien opstijgen naar waar Hij eerst was? De Geest maakt levend, het lichaam dient tot niets. Wat Ik gezegd heb is Geest, en leven. Maar sommigen van jullie geloven niet.’
Jezus wist namelijk vanaf het begin wie er niet geloofden en wie Hem zou uitleveren.
‘Daarom heb Ik jullie gezegd’, zei Hij, ‘dat iemand alleen bij mij kan komen als het hem door de Vader gegeven is.’
Toen trokken veel leerlingen zich terug en gingen niet verder met Hem mee.
Jezus vroeg nu aan de twaalf: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’
Simon Petrus gaf antwoord: ‘Naar wie zouden we moeten gaan, Heer? U spreekt woorden die eeuwig leven geven, en wij geloven en weten dat U de Heilige van God bent.’

Van Woord naar leven

Jezus vroeg nu aan de twaalf: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’

Jezus heeft tijdens zijn aards bestaan veel volgelingen gekend. Duizenden, of meer. Mensen uit alle rangen en standen, ieder met zijn of haar verleden, geloof of godsbeeld,… Op een of andere manier werden ze geraakt door Jezus’ woorden, door de wonderen die Hij deed, door zijn wijze van zijn. Ze voelden aan dat Hij een boodschap bracht die met Waarheid te maken had. En dat raakt een mens. Dat brengt een mens in beweging, tot verandering, tot engagement. Oh ja, velen heeft Jezus geraakt.

Maar velen zijn in de loop der jaren ook afgehaakt. Om allerlei redenen. Misschien was de oproep voor hen te hoog gegrepen, werden ze zelf niet fysiek genezen, wilden ze hun ikje niet achterlaten omwille van het Rijk Gods. Het moet Jezus beslist veel verdriet hebben gedaan vast te stellen dat zijn woorden geen échte ingang vonden bij vele mensen. Oppervlakkig en in eerste instantie misschien wel, maar niet in de diepte. En ja, dan haakt men na een tijdje af.

Bij deze vaststelling vraagt Jezus vandaag aan zijn leerlingen: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Natuurlijk gingen ze dat niet doen, behalve Judas dan die Hem zou verraden. Maar de anderen moesten niet te hard roepen. Onder het kruis stond immers nog maar één leerling: Johannes, in het bijzijn van de twee Maria’s en onder het volk nog enkele anderen trouwe volgelingen van in het begin.
Hiermee is natuurlijk niet gezegd dat de andere leerlingen ontrouw waren geworden. Ze leefden in twijfel, in angst, in donkerte. Het verhinderde hen tijdelijk de Heer eventjes niet te (kunnen) volgen. Des mensen.

De vraag die Jezus vandaag aan de leerlingen stelt, mogen we ook beluisteren aan ons adres. ‘Wil jij soms ook weggaan?’, vraagt Hij aan u, aan mij, aan ieder van ons.
Natuurlijk zullen we in eerste instantie zeggen: ‘Jezus, we blijven bij U, je mag op ons rekenen’. Maar zijn we in de diepte daar ook bereid toe?

We kennen allemaal de ervaring dat de liefde veel vraagt. En dat de verleiding groot is om op onszelf terug te plooien wanneer de liefde vraagt uit jezelf te treden, omwille van haarzelf, omwille van de ander, omwille van God. Ik denk aan zaken die een innerlijke bekering vragen, engagementen die dreigen onze ‘vrije tijd’ in beslag te nemen, oog en hart hebben voor wat broos is in onze samenleving, vergeving schenken en werken aan verzoening daar waar ons dit moeilijk valt, enzovoort.

Zijn we echt oprecht bereid die mensen te worden die God van ons vraagt?

Zijn we bereid die zaken achter te laten die ons hiertoe belemmeren?

Zijn we bereid niet enkel te zeggen dat we christenen zijn maar zijn we ook bereid daad-werkelijk christenen te zijn?

Het zou fijn zijn met z’n allen op te staan en die bekering aan te gaan die we nodig hebben; trouw en consequent. Maar net zoals bij de leerlingen weten we het niet altijd zo goed, overvalt ons twijfel, angst, onzekerheid. En ook al dragen we diep in ons de intentie de Heer zuiver en trouw te volgen… we spelen het niet altijd klaar. Gelukkig hoeft dit niet het laatste woord te hebben. Het goede nieuws is dat Jezus ons nooit loslaat, ook al laten wij Hem wel eens los. Trouw als Hij is, zal Hij altijd opnieuw zijn hand uitstrekken om ons op te tillen, bereid ons in Zich op te nemen, om ons tot deelgenoot te maken van zijn liefde tot de Vader en de mensheid. Zo is Jezus. God-zij-dank. Wat zouden we zijn zonder Hem?

Wat Jezus vraagt is een zekere bereidheid, een openheid, een oprecht verlangen. En laten we dan onze hand leggen in de zijne, ons hart in zijn Hart, opdat Hij aan ons kan doen wat Hij zo graag wilt doen: ons tot ware christenen maken, die in zijn naam bidden en leven, tot welzijn van Kerk en wereld.

Iets over Afghanistan.
En ik wil mij op voorhand excuseren omdat het vanuit mijn positie makkelijk praten is. Terwijl ik deze woorden neerschrijf zit ik immers in de tuin van een vakantiehuisje in de Ardennen, met koffie en koekjes, omringt door vrouw en kinderen. Vanavond hebben wij een bed om in te slapen, morgen gaan we op uitstap in de buurt. Het is hier goed en veilig leven. Niet enkel op deze vakantieplek, maar ook bij ons thuis in Bazel. En dit geldt voor de meeste mensen die hier in België en omstreken wonen.
Toch moet er iets van mijn hart. Mijn hart bloedt wanneer ik zie hoe het Afghaanse volk de dag van vandaag in de steek wordt gelaten en het hele westen al haar mensen zo snel mogelijk weg haalt uit deze regio. Niet enkel Amerika doet hier aan ‘America first’-politiek, maar ook hier in Europa haalt m’n zijn mensen weg. Ook congregaties en religieuze ordes van onze katholieke Kerk roepen hun mensen terug. Zo snel als het kan weg van de onveilige situatie, weg van de mogelijkheid slachtoffer te worden van de Taliban.
Oh ja, begrijpelijk. Op geen enkele manier wil ik hier een oordeel uitspreken. Maar tegelijkertijd hoor ik hier de roep van Jezus: ‘Willen jullie soms ook weggaan?’ Wie is bereid de Heer te volgen tot onder het kruis? Wie is bereid bij het Afghaanse volk te blijven? Of kiezen we toch maar met z’n allen voor onze eigen veiligheid, ons eigen ikje…

‘Willen jullie soms ook weggaan?’
Indringend.

Laat ons bidden voor Afghanistan.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: zondag 21 door het jaar – B (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Heer,
raak ons met uw liefde, maak ons gelovig bewust van uw inwoning in ons, opdat wij vanuit uw liefde ‘ja’ mogen zeggen tot God, in U, door U, met U, Gij in ons. Dat wij vanuit uw liefde mogen kiezen voor God, niet half maar helemaal, niet lauw maar vurig, niet enkel als intentie maar echt en waar.
Kom heilige Geest, geef ons dat warme enthousiasme van het ja-woord, tot groei van onszelf, de Kerk en de hele mensheid.
In Christus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.