zondag 22 door het jaar – C

Uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach 3, 17-18 + 20 + 28-29

Wat in deze tekst zou kunnen doorgaan als raadgeving voor een deugdzaam leven, is in feite een openbaring. Wanneer men gezien en begrepen heeft hoe de hoogmoedige aangetast is door het kwaad en boosaardig handelt tegenover zijn omgeving, ontdekt men dan enkel de nederige mens waarachtig is. Hij is groot in de ogen van God.

Mijn kind, wees zachtaardig in wat je doet, dan ben je geliefder dan iemand die geschenken geeft. Hoe belangrijker je bent, des te bescheidener moet je zijn, dan vind je genade bij de Heer. Groot is de kracht van de Heer, een bescheiden mens prijst Hem. Een hoogmoedig mens wordt niet van zijn ellende genezen, het kwaad is diep in hem geworteld. Een verstandig mens overdenkt de wijsheid van spreuken, een wijze wil een en al oor zijn.


Gezongen antwoordpsalm 68

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Heer, in uw goedheid hebt Gij voor uw kudde een rustplaats bereid.

De rechtvaardigen juichen van blijdschap,
staan vreugdevol voor het aanschijn van God.
Zing dus voor God, verheerlijk zijn Naam,
Hij is de Heer, juich Hem toe!

Voor wezen een vader, voor weduwen steun
is God in zijn heilige woning.
Verwaarloosden geeft Hij een eigen huis,
gevangenen vrijheid en voorspoed.

Een voedzame regen kwam neer uit de hemel,
uw uitgeput erfdeel hebt Gij verkwikt.
Uw kudde heeft daar zijn rustplaats gevonden,
die Gij in uw goedheid voor haar had bereid.


Uit de brief van Paulus aan de Hebreeën 12, 18-19 + 22-24a

Aan de voet van de Sinaï was alles heerlijkheid, huiver en macht. In de Kerk van Jezus Christus, leidt God ons binnen in de vertrouwelijkheid van zijn intimiteit, en maakt het mogelijk dat wij één gemeenschap vormen met de engelen en de heiligen.

Broeders en zusters,
u bent niet, zoals het volk destijds, iets tastbaars genaderd, geen allesverzengend vuur, dreigende duisternis en woeste wind, geen bazuingeschal en stemgedonder. Toen het volk die stem hoorde, smeekte het dat er geen woord meer tot hen zou worden gesproken. Nee, u bent de Sionsberg genaderd, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn, de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn; u bent God genaderd, de rechter van allen, en de geesten van de rechtvaardigen, die tot volmaaktheid gekomen zijn, de bemiddelaar van een nieuw verbond: Jezus.


Vers voor het evangelie (Joh 14a + 12)

Alleluia.
Het Woord is mens geworden
en heeft in ons midden gewoond.
Wie Hem ontvingen
heeft Hij het voorrecht gegeven
om kinderen van God te worden.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 14, 1 + 7-14

Maak het u tot een gewoonte, raadt Jezus aan, om steeds de laatste plaatsen in te nemen en geen rijken bij u uit te nodigen. Want in het Koninkrijk worden allen die zich verheffen, vernederd, en enkel de armen van hart zullen er binnengaan.

Toen Jezus op sabbat in het huis van een vooraanstaande farizeeër was, waar Hij voor een maaltijd was uitgenodigd, werd Hij scherp in het oog gehouden. 
Hij vertelde de genodigden een gelijkenis, want Hij had gezien hoe ze de ereplaatsen voor zichzelf kozen. Hij zei tegen hen: ‘Wanneer u door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloft, kies dan niet de ereplaats, want misschien is er wel iemand uitgenodigd die voornamer is dan u, en dan moet uw gastheer tegen u zeggen: “Sta uw plaats aan hem af.” Dan zult u beschaamd de minste plaats moeten innemen. Als u wordt uitgenodigd, kies dan de minste plaats, zodat uw gastheer tegen u zal zeggen: “Vriend, kom toch dichterbij!” Dan wordt u eer betoond ten overstaan van iedereen die samen met u aanligt. Want wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’
Tegen degene die Hem had uitgenodigd, zei Hij: ‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren. Want zij zullen op hun beurt u uitnodigen, en zo doen zij iets voor u terug. Wanneer u een feestmaal geeft, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, juist omdat zij niets kunnen terugdoen. Want u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’

Van Woord naar leven

Het evangelie van vandaag biedt ons een tafelgesprek waarbij Jezus twee parabels vertelt: één bestemd voor de gasten en één voor de gastheer. Zoals altijd bij parabels komt het erop aan niet bij de letterlijke toepassing te blijven steken, maar naar hun diepere betekenis te zoeken.

Bij het verhaal tot de gasten over ‘de minste plaats nemen’ gaat het niet om een les in beleefdheid om ons te leren hoe wij ons moeten gedragen op ons volgend huwelijksfeest. Neen, hier wordt het beeld van het bruiloftsfeest gebruikt als symbool voor het leven zelf.
‘Wanneer u door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloft…’, betekent dan ook: ‘Wanneer gij door God zelf zijt uitgenodigd tot het leven, en wel tot een leven waar de liefde centraal staat…’, dan klinkt tot ieder van ons Jezus’ oproep: ‘Kies dan de minste plaats’. Waar zou die plaats in ons leven te vinden zijn?

Wel als ik begin te bedenken dat ik, ondanks kleinheid en zwakheid, toch elke dag opnieuw word uitgenodigd om te leven, als ik begin te beseffen welk een gunst het is te mogen leven in de vriendschap van en met God, ja dan kan ik alleen en vooral heel dankbaar zijn. Het is goed dat dankbaarheid voor alles wat wij van God ontvangen een grondhouding is. En als ik mij dankbaar voel tegenover God, dan gaat mijn pretentie tegenover andere mensen heel vlug smelten als ijs in de zon. Want, hoe kan ik mij nog langer, op één of ander bijkomstig punt, boven de anderen stellen, als ik, op het veel fundamenteler vlak van het leven zelf, vooral dankbaarheid beleef voor dat grote geschenk van het leven?
Steeds opnieuw komt weliswaar de bekoring op om mijzelf met andere mensen te vergelijken. En bij die vergelijking kom ik gemakkelijk tot het besluit dat ik toch wel beter ben dan hen. Maar, als ik mij tegenover God plaats, als ik zie hoe groot zijn uitnodiging en gave voor mij is, dan kan mijn reactie alleen maar zijn: bescheidenheid en dankbaarheid.

Mijn enige zorg zou dus moeten zijn op die plaats te gaan staan waar ik het meest dankbaar kan zijn tegenover God. En om dat te kunnen, zal ik meestal een trapje lager moeten gaan staan. Want mijn pretentie jaagt soms zoveel dankbaarheid weg uit mijn hart. Ik zal moeten ophouden mij beter te beschouwen dan diegenen die ik rondom mij zie.

‘De minste plaats innemen’ betekent dus niet, op de sociale ladder gaan staan waar ik het meest vernederd word door mijn medemensen. Helemaal niet. Het evangelie vraagt niet dat wij de vernederingen gaan opzoeken. De minste plaats innemen betekent die houding aannemen waarbij ik de grote dankbaarheid jegens God kan doorvoelen en tonen en waarbij ik mijn pretentie en veeleisendheid op zak kan steken. De minste plaats is de plaats van de bescheiden en dankbare mens.

Ook het verhaal voor de gastheer is een gelijkenis met een diepere betekenis, want met de letterlijke toepassing gaan wij de verkeerde kant uit. Het kan toch niet zijn dat wij als letterlijk voorschrift zouden krijgen: Onze vrienden en familie niet uitnodigen op een feest omdat zij wat rijker zijn, maar de armen en de gebrekkigen wél. Dat kan toch niet als voorschrift letterlijk genomen worden. Wat zou de diepere bedoeling kunnen zijn van Jezus’ oproep om ook de armen uit te nodigen?
Een feest is dé gelegenheid bij uitstek om de samenhorigheid onder mensen te beleven en te verstevigen. Welnu – zo zegt Jezus ons vandaag – échte, ruime samenhorigheid is gebaseerd op geven zonder te rekenen op teruggave, op geven met een onverdeeld edelmoedig hart.

Daarbij komt dat onze vriendenkring vaak bestaat uit mensen die we graag hebben, die bij onze familiekring behoren, of waarbij we niet anders kunnen dan hen uitnodigen gezien hun sociale status ten opzichte van de familie. Des mensen. Maar Jezus ziet véél verder, véél ruimer. Hij wil állen in die vriendenkring betrekken, ook de minder bedeelden. Samenhorigheid die ruim is, is gebaseerd op het principe dat niemand uitgesloten wordt. Integendeel: evangelische vriendschap betekent hen opzoeken die uitgesloten worden met de uitnodiging deel te nemen aan het gemeenschapsgebeuren, aan het ‘feestmaal’ met elkaar in God.

Twee parabels over de houding van de dankbare en van de belangeloze liefde. Die liefde vinden wij meestal niet bij hen die zich met hun ellenbogen vooraan in de rij hebben gewrongen, maar wel bij diegenen die door hun houding tonen dat zij steeds bereid zijn een trapje lager te gaan staan, zodat ook de armen kunnen deelnemen aan het feest.

Het mooie is dat wie die nederigheid kan opbrengen – waar de parabels over gaan – een vriend zullen vinden voor het leven, want daar ‘achteraan’ zal de Heer hen opwachten, hen opnemend in zijn goddelijke liefde.

De overweging van vandaag is naar woorden van Frans Mistiaen, sj

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven: zondag 22 door het jaar – C (van-woord-naar-leven.blogspot.com)

Laten wij bidden

Heer,
geef dat wij steeds de minste plaats innemen. Daar zullen we immers U ontmoeten en in uw naam échte gemeenschap kunnen vormen met allen. Zo zal het leven een feest worden, waarin niemand uitgesloten wordt en waar de Vader als een lofzang zonder ophouden verheerlijkt wordt.
In uw naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.