zondag 28 door het jaar – A

Uit de profeet Jesaja 25, 6-10a

Volgens de Bijbel zullen op het einde van de tijden allen volkeren zich verzamelen in de stad van God, hetzij om er geoordeeld te worden, hetzij om deel te nemen aan het grote feest, symbool van de volheid van leven en geluk.

In die dagen zal de Heer van de hemelse machten op de berg Sion voor alle volken een feestmaal aanrichten: uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen.
Op deze berg vernietigt Hij het waas dat alle volken het zicht beneemt, de sluier waarmee alle volken omhuld zijn.
Voor altijd doet Hij de dood teniet. God, de Heer, wist de tranen van elk gezicht, de smaad van zijn volk neemt Hij van de aarde weg; de Heer heeft gesproken.
Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: Hij zou ons redden. Hij is de Heer, Hij was onze hoop. Juich en wees blij: Hij heeft ons gered!’
De hand van de Heer rust op deze berg.

Psalm 23, 1-6

Refr.: Ik keer terug in het huis van de Heer.

De Heer is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn Naam.

Al gaat mijn weg oor een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.
U nodigt mij aan tafel
voor het oog van de vijand,
u zalft mijn hoofd met olie,
mijn beker vloeit over.

Geluk en genade volgen mij
alle dagen van mijn leven,
ik keer terug in het huis van de Heer
tot in lengte van dagen.

Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 4, 12-14 + 19-20

Vanuit de gevangenis dankt Paulus de Filippensen om het geld dat zij hen toezonden. Omdat zij delen in het lijden van hun broeder, zullen zij door God overstelpt worden met alle geestelijke gaven.

Broeders en zusters,
ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft. Toch hebt u er goed aan gedaan in mijn moeilijkheden te delen. Mijn God zal uit de overvloed van zijn majesteit elk tekort van u aanvullen, door Christus Jezus.
Aan onze God en Vader komt de eer toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

Alleluia.
Moge de Vader van onze Heer Jezus Christus
ons innerlijk oog verlichten,
om te zien hoe groot de hoop is
waartoe Hij ons roept.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 22, 1-14

Het eerste deel van de parabel weerspiegelt de conflicten van Jezus met de Farizeeën. De vijandigheid van de leiders van het volk, doorheen de tijden tegenover de gezondenen van God, en nu tegenover zijn Zoon, zal hen uitsluiten van het feest van de laatste dagen. Voortaan zal de uitndodiging gericht worden tot alle mensen, wie zij ook zijn.
Het tweede deel van de parabel legt de nadruk op de voorwaarden die altijd vereist zijn om deel te nemen aan het feest: zich bekleden met Christus en aldus vruchten voortbrengen van de Geest.


Jezus nam het woord en sprak opnieuw in gelijkenissen tot de hogepriesters en de oudsten van het volk:
‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaren erop uit om de bruiloftsgasten uit te nodigen, maar die wilden niet komen.
Daarna stuurde hij andere dienaren op pad met de opdracht: “Zeg tegen de genodigden: ‘Ik heb een feestmaal bereid, ik heb mijn stieren en het mestvee laten slachten. Alles staat klaar, kom dus naar de bruiloft!’” Maar ze negeerden hen en vertrokken, de een naar zijn akker, de ander naar zijn handel. De overigen namen zijn dienaren gevangen, mishandelden en doodden hen.
De koning ontstak in woede en stuurde zijn troepen erop af, hij liet de moordenaars ombrengen en hun stad in brand steken.
Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Alles staat klaar voor het bruiloftsfeest, maar de gasten waren het niet waard genodigd te worden. Ga daarom naar de toegangswegen van de stad en nodig voor de bruiloft iedereen uit die je tegenkomt.”
De dienaren gingen de straat op en brachten zo veel mogelijk mensen samen, zowel goede als slechte. En de bruiloftszaal vulde zich met gasten voor de maaltijd.
Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen.
Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren.”’

Van Woord naar leven

De overweging van deze zondag is van de hand van Nikolaas Sintobin, sj

Sommige mensen houden er bijzondere gewoontes op na. Ze zijn specialist in het zichzelf op recepties en feesten zonder uitnodiging binnen te smokkelen.  Ze horen er helemaal niet thuis. Dat belet hen niet lekker te eten en te drinken, op kosten van hun onbekende gastheer of gastvrouw. Anderen hebben een voorkeur voor heel selecte feestjes; in het bijzonder van staatshoofden of andere beroemdheden. Ze zorgen er dan voor dat ze op de foto komen met die sterren. Sommigen gaan zover dat ze er een heuse collectie van maken en dat ze die foto’s doorspelen aan de pers.

De vergelijking die Jezus ons vandaag aanbiedt gaat over zo’n feest in hoge kringen. Er is een koning die uitnodigt voor de bruiloft van zijn zoon. Het verloop van het feest is onverwacht. Zowel de houding van de koning als die van de oorspronkelijke gasten roepen heel wat vragen op.  Waarom vertikt die eerste groep gasten het naar de bruiloft te gaan. Ze moeten toch beseffen dat het een heel bijzonder, een koninklijk feest zal zijn. En wat te denken van het feit dat uiteindelijk de koning zo ongeveer iedereen gaat uitnodigen, “slechten zowel als goeden”?

We weten het, het Evangelie van Jezus strijkt tegen de haren in. Ook tegen onze haren. Inderdaad, achter de weigering van de eerste groep gaat een confronterende boodschap schuil die ook tot ons gericht is. Immers, zijn wij wel zo verschillend van die eerste serie genodigden?

Ik heb het niet over de theorie. Wel over de praktijk. Het deelnemen aan de bruiloft waartoe God uitnodigt gaat over het daadwerkelijk leven in verbondenheid met Hem. De eerste groep genodigden zijn diegenen die volgens de traditionele criteria het makkelijkst toegang zouden moeten hebben tot die nabijheid met God. Welnu, daar maken wij, mensen die hier eucharistie vieren, toch deel van uit.

Eigenlijk stelt Jezus ons in deze parabel de vraag of wij wel echt verlangen zijn Eucharistie te vieren. Of wat wij dag in dag uit wel en niet doen niet soms doet vermoeden dat wij andere prioriteiten hebben. Hoe godsverbonden leven wij? Nemen wij tijd voor gebed?  Hoe beleven wij het gebod van de naastenliefde, in onze omgeving, op ons werk, naar armen en vluchtelingen toe…? Hoe gaan wij om met de evangelische raden van armoede, zuiverheid en gehoorzaamheid?

Kan het zijn dat wij ons soms gedragen als de heilige Augustinus die op een bepaald ogenblik schreef: “Heer, geef mij de genade van de zuiverheid, maar nu nog niet!” Kan het zijn dat we nogal eens uitstelgedrag vertonen en zo onze kostbare en schaarse levenstijd eigenlijk verkwisten?

Zo ja, beseffen wij wat daar de gevolgen van zijn? Het betekent immers, noch min noch meer, dat wij de allergrootste vreugde, die van het evangelisch leven, in zijn onzegbare rijkdom en schoonheid, aan ons voorbij laten gaan. Dat wij ons tevreden stellen met een lauwe hamburger en een beker cola light, eerder dan te genieten van de belegen wijnen en van die allerbeste spijzen waarover Jesaja het heeft.

Moeten wij nu schrik gaan krijgen? Spreekt deze parabel ons over een jaloerse en straffende God? Integendeel. De parabel leert ons dat er een nieuwe kans wordt geboden. En, waarom niet, ook een derde en een vierde. Aan de goeden, maar ook aan de slechten. Aan iedereen dus. Ook aan wie er, om welke reden dan ook, niet voor in aanmerking lijkt te komen. Dat is het Koninkrijk dat Jezus ons aankondigt.  Dat is het feest waarop Hij elk van ons uitnodigt, elke dag opnieuw.

Bron: In alle dingen, mijmeringen van een jezuïet – Nikolaas Sintobin

Reageren, je eigen woordje plaatsen, of uitwisselen over de overweging, kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Goede God,
Gij wacht en staat gereed om, als de weg is afgelegd en alle leed geleden, iedereen zijn plaats te geven bij de maaltijd die Gij hebt aangericht. Laat ons niet onverschillig worden en in liefdeloosheid vervallen. Wek in ons het geloof dat er een weergaloze toekomst wacht voor wie ingaat op uw uitnodiging.
In Christus’ naam, amen.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.