zondag 28 door het jaar – C

Uit het tweede boek Koningen 5, 14-17

Naäman komt naar Israël ondanks zijn dubbele onreinheid: hij is een heiden en hij is een melaatse. Omdat hij God gehoorzaamt door vertrouwen te stellen in de profeet Elisa, wordt Naäman op een dubbele wijze genezen: zijn lichaam wordt gereinigd en zijn hart bekeert zich tot de ware God.

In die dagen daalde Naäman af naar de Jordaan en dompelde zich daar zevenmaal onder, zoals de godsman had gezegd. Zijn huid werd weer gezond, zo gaaf als de huid van een kind, en hij was weer rein. 
Toen keerde hij met zijn hele gevolg naar Elisa terug, maakte bij de godsman zijn opwachting en zei: ‘Er is in de hele wereld geen god, behalve in Israël! Alstublieft, neemt u een geschenk van uw dienaar aan.’ 
Maar Elisa antwoordde: ‘Zo waar de Heer, in wiens dienst ik sta, leeft, ik zal niets aannemen.’
En hoe Naäman ook aandrong, Elisa bleef weigeren. 
Toen zei Naäman: ‘Als u werkelijk niets van uw dienaar wilt aannemen, wees dan zo goed mij twee muildierlasten aarde mee te geven. Ik verzeker u dat ik nooit meer offers zal brengen aan andere goden dan de Heer.’


Gezongen antwoordpsalm 98, 4

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: De Heer openbaarde zijn heil aan de volken.

Zing voor de Heer een nieuw gezang,
omdat Hij wonderen deed.
Zijn hand deed zich krachtig gelden,
de macht van zijn heilige arm.

De Heer openbaarde zijn heil,
gerechtigheid toonde Hij aan de volken;
Hij bleef zijn erbarmen indachtig,
zijn trouw jegens Israëls huis.

De hele aarde aanschouwde
het heil van de Heer, onze God.
Verheerlijk de Heer, alle landen,
wees blij, verheug u en zing.


Uit de tweede brief van Paulus aan Timoteüs 2, 8-13

Vanuit Rome, waar hij gevangen zit, stuurt Paulus zijn geestelijk testament naar Timoteüs: God wil alle heidenen redden. De verrezen Jezus-Christus is de waarborg van deze Blijde Boodschap, die niemand ooit meer zal kunnen aan banden leggen. Al zouden wij er ontrouw aan zijn, Christus verloochent zich niet.

Dierbare,
houd Jezus Christus in gedachten, Davids nakomeling, die uit de dood is opgewekt. Dit heb ik verkondigd, en omwille van dit evangelie heb ik veel te verduren; ik ben zelfs als een misdadiger gevangengezet. Maar het woord van God laat zich niet gevangenzetten. Daarom verdraag ik alles omwille van de uitverkorenen, opdat ook zij in Christus Jezus redding en eeuwige luister ontvangen. 
Deze boodschap is betrouwbaar: Als wij met Hem gestorven zijn, zullen we ook met Hem leven; als wij zullen we ook met Hem heersen; als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen; als wij Hem ontrouw zijn, blijft Hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet.


Vers voor het evangelie (Mt 11, 25)

Alleluia.
Ik loof U, Vader, Heer van hemel en aarde,
omdat U de geheimen van het koninkrijk
aan eenvoudige mensen hebt onthuld. 
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 17, 11-19

Op grond van de Joodse wet werden melaatsen niet alleen uit de samenleving, maar zelfs uit de tempel – weg van Gods ogen – verbannen. Jezus stuurt tien melaatsen die voor hun genezing naar Hem gekomen waren, terug naar de tempelpriesters om zich aan hen te tonen. Onderweg worden ze allen genezen, gereinigd. Ondanks de vreugde om het opnieuw verkrijgen van een menswaardig leven, keert slechts die ene terug om voor Jezus te knielen en Hem te loven en te danken.

Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door het grensgebied van Samaria en Galilea. Toen Hij daar een dorp wilde binnengaan, kwamen Hem tien mensen tegemoet die door een huidziekte onrein waren; ze bleven op een afstand staan. 
Ze verhieven hun stem en riepen: ‘Jezus, meester, heb medelijden met ons!’ 
Toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: ‘Ga u aan de priesters laten zien.’
Terwijl ze gingen werden ze gereinigd. 
Een van hen, die zag dat hij genezen was, keerde terug en loofde God met luide stem. Hij viel neer aan Jezus’ voeten om Hem te danken. Het was een Samaritaan. 
Toen zei Jezus: ‘Zijn er niet tien gereinigd? Waar zijn de negen anderen? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ 
Hij zei tegen de Samaritaan: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’

Van Woord naar leven

Wij zijn allemaal een beetje melaats, niet uiterlijk, maar wel innerlijk. Ons hart is vaak besmet door liefdeloosheid, een ziekte die ons afsluit van anderen, en van God. Een hartvochtige zelfgenoegzaamheid, waarbij wij weigeren nog enige liefde te tonen of te ontvangen, kan soms als een melaatsheid onze innerlijke gezondheid helemaal aantasten. Wie kan ons daarvan genezen?

Zoals de tien melaatsen roepen wij misschien Jezus om hulp. Jezus biedt inderdaad innerlijke genezing aan allen, zonder uitzondering, ook aan diegenen die van op een afstand tot Hem roepen. Elke mens, van welke ras of kleur, geaardheid of opvatting ook, ieder die zich, met vertrouwen op een woord van Jezus, op weg begeeft, kan worden genezen van de liefdeloosheid in zijn hart.

Alleen stelt niet iedereen zich de vraag waar die genezende liefdekracht vandaan komt. Velen, die het nochtans goed bedoelen, leven vrij onbewust en oppervlakkig. Zij genieten van de weldaden van de schepping, worden door allerlei diensten en mensen geholpen en met veel zorg omringd, maar vinden dat alles eigenlijk heel normaal en vanzelfsprekend.
Wanneer worden mensen “gelovig”? Wij worden gelovigen, als wij de weldaden die wij elke dag ervaren, niet meer beschouwen als dingen die heel normaal zijn of waarop wij recht zouden hebben, maar als Gods weldaden, die ons van harte worden geschonken.

Natuurlijk kunnen wij niet elke moment van de dag onze erkentelijkheid tonen tegenover de Heer van het Leven. Daarom is het goed om dit op welbepaalde ogenblikken wél uitdrukkelijk doen, bv. in een moment van persoonlijk gebed of tijdens een viering op zondag. Dit is goed en belangrijk. Doch in de diepte gaat het vooral over een grondhouding, een innerlijke levenshouding van dankbaarheid, die invloed heeft op alles wat wij doen.

Gelovigen zijn mensen die leven met een fundamenteel “dank u” in hun hart. Zij keren met regelmaat terug naar Jezus, zoals die éne melaatse. Die bleef niet meer op een afstand staan, maar wierp zich in erkentelijkheid voor Jezus’ voeten neer. Daarmee erkende hij niet alleen dat zijn genezing van lichaam en ziel een geschenk was van God, maar daarmee durfde hij ook tonen dat Jézus de Bemiddelaar was van Gods weldaden aan hem.

Eucharistie vieren is regelmatig terugkeren naar Jezus, om Hem te danken en om naar Hem op te zien als dé bemiddelaar van Gods geschenken aan ons. Jezus ontvangen in Brood en Wijn, in het Woord en in het samen bidden, is toelaten dat Hij je tot gemeenschap maakt in Hem en met Hem, opdat wij in zijn naam Gods goedheid zouden zijn voor allen en alles.

Naar woorden van Frans Mistiaen, sj

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
mogen wij U zien in al het goede dat ons geschonken wordt. Leer ons te leven met een dankbaar hart.
In Jezus’ naam. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.