zondag 3 in de paastijd – C

Uit de Handelingen van de Apostelen 5, 27b-32 + 40b-41

Op de zondagen voor Pinksteren worden wij door de Handelingen van de Apostelen ingewijd in het intieme leven van de Kerk. Zij is geboren uit de verrijzenis van Christus. De boodschap die zij verkondigt, luidt: Jezus, die dood was, is verrezen. De kracht van de heilige Geest en de vrijheid waarmee zij dit verkondigt, doen haar moedig spreken tegenover ieder menselijk gezag, zelfs als dit gepaard gaat met vervolgingen en vernederingen.

In die dagen begon de hogepriester het verhoor met de vraag: ‘Hebben wij u niet nadrukkelijk verboden die naam nog te gebruiken en er onderricht over te geven? En toch verspreidt u uw leer in heel Jeruzalem en stelt u ons aansprakelijk voor de dood van die man.’ 
Petrus en de andere apostelen antwoordden: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan mensen. De God van onze voorouders heeft Jezus weer tot leven gewekt, nadat u Hem had vermoord door Hem aan een kruishout te hangen. God heeft Hem een plaats gegeven aan zijn rechterhand, Hem tot leidsman en redder verheven om Israël tot inkeer te brengen en het zijn zonden te vergeven. Daarvan getuigen wij, en daarvan getuigt ook de heilige Geest, die God geschonken heeft aan wie Hem gehoorzamen.’
Ze lieten hen geselen, bevalen hun de naam van Jezus niet meer te gebruiken en lieten hen vrij.
De apostelen verlieten het Sanhedrin, verheugd dat ze waardig bevonden waren deze vernedering te ondergaan omwille van de naam van Jezus. 


Gezongen antwoordpsalm 30

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd.

U zal ik loven, Heer, want Gij hebt mij bevrijd,
Gij hebt mijn vijanden niet laten zegevieren.
Heer, uit het dodenrijk hebt Gij mijn ziel verlost,
Gij hebt mij losgemaakt van die ten grave dalen.

Bezing de Heer dan met mij, al zijn vromen,
en dank zijn Naam die hoog verheven is.
Zijn toorn duurt kort, maar zijn genade levenslang,
de avond brengt geween, de ochtend blijdschap.

Heer, luister en ontferm U over mij,
mijn God, sta mij terzijde met uw hulp.
Gij hebt mijn rouwklacht in een vreugdedans veranderd.
U zal ik loven, Heer mijn God, in eeuwigheid.


Uit het boek Apocalyps 5, 11-14

Tot Pinksteren nodigen de teksten van de Apocalyps ons uit ons over de verrezen Heer te bezinnen. Zijn leven en heerlijkheid vervullen het zichtbare en onzichtbare heelal. Johannes is getuige van de apocalyptische ‘visvangst’ die door haar overvloed de Kerk vreugde bezorgt. Hij hoort in een visioen de hulde van alle schepselen. Verenigd met de hemelse geesten aanbidden zij Christus, het Lam dat geslacht werd, de almachtige God.

Ik, Johannes, zeg toe en hoorde het geluid van een groot aantal engelen rondom de troon, de wezens en de oudsten; het waren er oneindig veel, tienduizend maal tienduizenden, duizend maal duizenden. Met luide stem riepen ze: ‘Het lam dat geslacht is, komt alle macht, rijkdom en wijsheid toe, en alle kracht, eer, lof en dank.’ 
Elk schepsel in de hemel, op aarde, onder de aarde en in de zee, alles en iedereen hoorde ik zeggen: ‘Aan Hem die op de troon zit en aan het lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid.’ 
De vier wezens antwoordden: ‘Amen,’ en de oudsten wierpen zich in aanbidding neer.


Vers voor het evangelie (Lc. 24, 26)

Alleluia.
Moest de messias al dat lijden niet ondergaan
om zijn glorie binnen te gaan?
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Johannes 21, 1-19

Driemaal heeft Petrus Jezus verloochend. Tot driemaal toe belijdt diezelfde Petrus zijn onwankelbare liefde voor de Heer, die hem aanstelt tot herder van zijn Kerk. Petrus was gevlucht bij het lijden en de dood van Jezus. Later wordt hij tot het martelaarschap gebracht. Hij was visser in Galilea. Voortaan trekt hij de menigte uitverkorenen naar het strand van de eeuwigheid, waar de Heer het hemels gastmaal heeft bereid.

In die dagen verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. 
Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat is Didymus, ‘tweeling’), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. Simon Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Wij gaan met je mee,’ zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. 
Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever. Maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. 
Hij riep: ‘Hebben jullie iets te eten, jongens?’ ‘Nee,’ antwoordden ze.
‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip,’ riep Jezus, ‘dan lukt het wel.’
Ze wierpen het net uit, en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. 
De leerling van wie Jezus veel hield zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Zodra Simon Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleed aan – want hij was nauwelijks gekleed – en sprong in het water. De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. 
Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. Jezus zei: ‘Breng ook wat van de vis die jullie daarnet gevangen hebben.’ 
Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. 
Jezus zei tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ Geen van de leerlingen durfde Hem te vragen wie Hij was, ze begrepen dat het de Heer was. 
Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en Hij gaf hun ook vis. 
Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat Hij uit de dood was opgestaan.

Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?’
Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’
Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 
Nog eens vroeg Hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’
Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U houd.’
Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ en voor de derde maal vroeg Hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van Me?’
Petrus werd verdrietig omdat Hij voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield.
Hij zei: ‘Heer, U weet alles, U weet toch dat ik van U houd.’
Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. Werkelijk, Ik verzeker je, toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ 
Met deze woorden duidde Hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God.
Daarna zei Hij: ‘Volg Mij.’

Van Woord naar leven

Als we jong zijn hebben, of hadden, we allemaal onze dromen over de invulling van onze toekomst. Dit begint al bij kinderen. Veel jongens willen voetballer worden, of brandweerman, of politieagent. Veel meisjes willen kapster worden, of kinderverzorgster, of schoonheidsspecialiste. Ach, laat kinderen maar dromen!
Als ze jaren later dan jongvolwassen zijn, worden de meeste dromen bijgestuurd. Men kiest een studierichting vanuit een doordachte beroepskeuze, men gaat op zoek naar een lief met die karaktertrekken waarvan men denkt dat hij of zij die moet hebben om later een goed huwelijk te hebben,… Kortom, jonge mensen dromen en kiezen. Men wilt een bepaalde toekomst creëren, mensen kiezen, een carrière uitbouwen. Op zich is dat een hele natuurlijke evolutie. Laat ook dit maar gebeuren…

En toch…
Jezus zegt vandaag aan Simon Petrus: ‘Toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ Jezus doelt hier, zoals in de volgende zin staat in het evangelie, op het sterven van Petrus, en wel tot eer van God.

Wat ons betreft mogen we deze woorden ook beluisteren kijkend naar onze levenswandel. Als we jong zijn willen we van alles, dromen we, kiezen we. Als we ouder worden kan het zijn dat we aanvoelen dat er een Ander is die onze levensweg bepaalt, een Ander die ons brengt tot keuzen waar we in eerste instantie misschien niet hadden voor gekozen.

En die Ander is natuurlijk God. Doorheen zijn Zoon nodigt Hij uit in zijn liefde te treden. Om vanuit een innige verbondenheid met Christus keuzes te maken. Het kan zelf zo zijn dat men ervaart dat men tot heel concrete keuzes door de Heer wordt uitgenodigd: bijvoorbeeld een roeping tot het priesterschap, het huwelijk, een godgewijd leven als celibatair,…

Het komt erop neer bereid te zijn je te laten omgorden. Dit is snel gezegd. Soms gaan er jaren over, of zelfs een heel leven. Het kan ook zijn dat een moment van genade je een bepaalde keuze doet maken die je hele verdere leven bepaalt. De tijdspanne kan zeer verschillend zijn. Van belang is bereid te zijn je te laten omgorden door God. Anders gezegd: ben je beschikbaar wanneer Hij je tot iets vraagt?

Soms wacht God ook niet op onze beschikbaarheid, en laat Hij bepaalde dingen gewoon gebeuren. Ik praat er wel eens over met onze mensen in het woonzorgcentrum waar ik werk. Op hun gouden leeftijd gebeurt het vaak dat ze fysiek afhankelijk worden van zorg. Hiervoor kiest niemand. Maar het is wel de weg die ze te gaan hebben. Niet evident. Laat je maar omhoog hijsen in een tillift wanneer je zo nodig grote boodschap moet doen. Maak het maar mee dat je moet gevoed worden omdat je je hand niet meer bij je mond krijgt. Om nog niet te spreken van een vergevorderd stadium van dementie.
Vele mensen die afhankelijk worden van de zorg gaan in eerste instantie in een een soort weerspannigheidsmodus, waarbij ze dikwijls een bepaald gedrag vertonen dat niet altijd zo aangenaam is voor de buitenwereld. Voor de zorgverstrekkers vraagt het veel deskundigheid, geduld en liefde hiermee om te gaan.
Toch geloof ik dat ook in de weg van de afhankelijkheid God roept; zowel naar de zorgvrager toe alsook naar de zorgverstrekker. Doorheen de broosheid van de ander roept God op het beste in ons naar boven te halen om zijn liefde zichtbaar te maken. Ook dit is niet evident. Soms schuurt het, roept het een zekere weerspanning op. Levinas spreekt in deze zelfs van ‘choqueren’. Wat niet erg is, integendeel. Zelfs in de gevoelens van weerspannigheid roept God, kneedt Hij, en blijft Hij vooral de grote bedelaar die dorst naar liefde en mededogen.
Ik haal dit aan om maar te zeggen dat ook op deze wijze een gordel kan omgedaan worden waar je als persoon absoluut niet voor zou kiezen.
Maar mooi is ook dat in dit voorbeeld de zorgverstrekker een gordel wordt omgedaan door de zorgvragers die hij ontmoet. De gordel zal hem of haar leiden op de weg van het beminnen.

‘Heb je Mij lief?’, vraagt Jezus aan Petrus. Drie keer vraagt Hij het. Of anders gezegd: Jezus vraagt het altijd; dagelijks, in vele omstandigheden. De Heer liefhebben betekent vanuit het evangelie van vandaag dus ook je laten omgorden. We mogen geloven, dat wanneer we dit laten gebeuren, en wel in vrede en toevertrouwen, dat Pasen zal gebeuren, zowel in onszelf als in het leven van vele anderen.

Een mooie zondag voor ieder van u,

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
ook ons omgordt Gij wanneer we ouder worden. Wij bidden dat we veel liefde mogen hebben voor dit gebeuren, en het toelaten. Opdat uw wil moge gebeuren, en Pasen zichtbaar mag zijn.
In Christus, onze Heer.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.