zondag 30 door het jaar – C

Uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach 35, 15b-17 + 20-22a

Wie zich klein en kwetsbaar voor God weet staan, zal zich in zijn erbarmen mogen verheugen.

De Heer is een rechter en persoonlijk aanzien is voor Hem niet van belang. Hij is niet partijdig ten koste van de arme, Hij verhoort de bede van wie onrecht werd gedaan. Hij slaat acht op de smeekbede van een wees en op de jammerklachten van een weduwe. Wie de Heer zo dient dat het Hem behaagt, wordt aangenomen, zijn bede reikt tot aan de wolken. Het gebed van een nederige dringt door de wolken heen, hij is ontroostbaar zolang het niet aankomt, hij volhardt totdat de Allerhoogste er aandacht aan schenkt, totdat Hij ten gunste van de rechtvaardige oordeelt en dat oordeel uitvoert.


Gezongen antwoordpsalm 34

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Die roepen in nood, naar hen luistert de Heer.

De Heer zal ik prijzen, iedere dag,
zijn lof ligt mij steeds op de lippen.
Mijn geest is fier op de gunst van de Heer,
laat elk die het hoort zich verheugen.

Van boosdoeners keert Hij zijn aangezicht af,
zij worden op aarde vergeten.
Naar vromen die roepen, luistert de Heer
en redt hen uit iedere nood.

De Heer is nabij voor rouwmoedige harten,
Hij helpt wie zijn schuld erkent.
De Heer redt het leven van wie Hem dient,
al wie tot Hem vlucht, heeft geen straf te duchten.


Uit de tweede brief van Paulus aan Timoteüs 4, 6-8 + 16-18

Als goede atleet van Christus, heeft Paulus zich afgesloofd, trouw tot het einde. Hij is er zeker van dat hij beloond zal worden door God, de enige die hem nooit in de steek heeft gelaten. Vol vertrouwen ziet hij dan ook uit naar de definitieve ontmoeting met zijn Heer.

Dierbare,
mijn bloed wordt al als een offer uitgegoten, het moment waarop ik heenga nadert. Maar ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, het geloof behouden. Nu wacht mij de erekrans van de gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, aan mij zal geven op de grote dag; en niet alleen aan mij, maar aan allen die naar zijn komst hebben uitgezien.
Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, ze hebben mij allemaal in de steek gelaten. Moge het hun niet worden aangerekend. Maar de Heer heeft me terzijde gestaan en me kracht gegeven, zodat ik de verkondiging tot een goed einde heb kunnen brengen en alle volken de boodschap hebben gehoord.
Ik ben gered uit de muil van de leeuw. De Heer zal me van alle kwaad redden en me veilig naar zijn hemels koninkrijk brengen. Hem komt de eer toe tot in alle eeuwigheid.
Amen.


Vers voor het evangelie

Alleluia.
Maak ons hart ontvankelijk, Vader,
opdat wij de woorden van uw Zoon zouden begrijpen.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 18, 9-14

De Farizeeër wil zijn onberispelijke levenswandel doen gelden: hij zal niet gerechtvaardigd worden. Daarentegen opent de tollenaar zich in nederigheid voor de genade en de vergiffenis. Omdat hij bidt met lege handen wordt de arme door God verhoord en overladen met gaven.

Met het oog op degenen die zichzelf rechtvaardig vinden en anderen minachten, vertelde Jezus de volgende gelijkenis. 
‘Twee mensen gingen naar de tempel om te bidden, de een was een farizeeër en de ander een tollenaar. De farizeeër stond daar rechtop en bad bij zichzelf: “God, ik dank U dat ik niet ben als de andere mensen, die roofzuchtig of onrechtvaardig of overspelig zijn, en dat ik ook niet ben als die tollenaar. Ik vast tweemaal per week en draag een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar echter bleef op een afstand staan en durfde niet eens zijn blik naar de hemel te richten. In plaats daarvan sloeg hij zich berouwvol op de borst en zei: “God, wees mij zondaar genadig.” 
Ik zeg jullie, hij ging naar huis als iemand die rechtvaardig is in de ogen van God, maar die ander niet. Want wie zichzelf verhoogt zal worden vernederd, en wie zichzelf vernedert zal worden verhoogd.’

Van Woord naar leven

Zoals zo dikwijls vertelt Jezus een parabel waarbij we ons de vraag moeten stellen in welke persoon wij onszelf herkennen. Vandaag moeten we ons dus afvragen of een we farizeeër of een tollenaar zijn.

Farizeeërs waren diepgelovige mensen die heel strikt volgens de wet van Mozes leefden, en daarom voelden ze zich vaak beter dan de anderen. Dat is bijzonder goed te zien in de farizeeër die vandaag de hoofdrol speelt. Hij vindt zichzelf ongelofelijk goed, zelfs volmaakt. Zo volmaakt dat hij eigenlijk zichzelf aanbidt, en dat hij God op zijn minst oproept om voor hem te applaudisseren. Zijn zelfverheerlijking klinkt zelfs zo grotesk dat hij eigenlijk een zielenpoot is met wie we medelijden moeten hebben.

De tollenaar is helemaal anders. Verwonderlijk is dat niet, want hij kan niet veel opsommen waarop hij fier mag zijn. Hij is immers een collaborateur van de Romeinse bezetter. Zijn taak is belastingen innen. Hij mag daarbij innen zoveel hij wil, en zichzelf uitbetalen met het teveel dat hij int. Het spreekt vanzelf dat dit in veel gevallen tot afpersing leidt. De tollenaar die vandaag de hoofdrol speelt, is zich daarvan bewust. Hij durft in de tempel zelfs niet naar voor gaan en zijn ogen opheffen. Wat hij wel doet is zichzelf als een zondaar op de borst kloppen en bidden: ‘God, wees mij, zondaar, genadig.’

En nu is de vraag: zijn wij een farizeeër of zijn wij een tollenaar? Hebben wij, zoals die farizeeër, alleen maar aandacht voor onze goede kanten? En zijn wij ook zo sterk in zelfverheerlijking ? Of zijn we zoals die tollenaar? Nee, we persen andere mensen niet af, en frauderen doen we ook niet. Maar zijn we er ons van bewust dat we naast goede ook minder goede kanten hebben? Kunnen we toegeven dat we gebreken hebben, of kunnen we alleen onze kwaliteiten opsommen? Zijn we ons bewust van onze gebreken en tekortkomingen? Willen wij ook inwendig toegeven dat we niet altijd de brave, geduldige, hulpvaardige, rechtvaardige, goede man of vrouw zijn die we zouden willen zijn en waarvoor we ons misschien ook uitgeven? Kunnen wij dus ook bidden tot onze algoede God dat Hij ons zo genadig zou zijn dat we altijd en overal zouden leven naar dat ene gebod van Jezus: Bemin God bovenal en uw naaste zoals uzelf?

In de eerste lezing zegt de profeet Jezus Sirach: ‘Het gebed van een nederige dringt door de wolken heen, hij is ontroostbaar zolang het niet aankomt.’ Het zou goed zijn als ons gebed de weg van de berouwvolle tollenaar zou opgaan, en niet de zelfverheerlijking van de farizeeër zou uitstralen. Alleen dan kan het door de wolken naar God heen. Amen.

Met dank aan Preken.be

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Heer,
bescherm ons van hoogmoed, en maak ons nederig en arm van hart. Geef ons de moed eerlijk te bekennen dat ook wij soms toegeven aan de zonde door uw liefde te laten varen. Vervul ons dan met uw barmhartigheid en zend ons telkens opnieuw op weg om één met U uw Vrede te bezingen.
Alle dagen van ons leven.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.