zondag 31 door het jaar – C

Uit het boek Wijsheid 11, 23 – 12, 2

God, die het leven bemint, wil de ondergang van de zondaars niet. Hij wil dat zij zich bekeren en gered worden.

Omdat U, God, alles kunt, ontfermt U zich over iedereen; U ziet voorbij aan de zonden van mensen, opdat zij tot inkeer komen. 
Alles wat er is hebt U lief, niets van wat U gemaakt hebt is U te min; U zou het niet eens gemaakt hebben als U er een afkeer van had. Hoe zou iets tegen uw wil kunnen blijven bestaan? Hoe zou iets kunnen voortbestaan als U het niet in het leven had geroepen? U, Heer, hebt het leven lief en U spaart alles, omdat het van U is; in alles woont uw onvergankelijke geest.
Daarom legt U aan hen die dwalen een beperkte straf op. U wijst hen terecht door hen te herinneren aan hun zonden, zodat ze, bevrijd van het kwaad, op U gaan vertrouwen, Heer.


Gezongen antwoordpsalm 145

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Uw Naam wil ik verheerlijken voor altijd, mijn God en Koning.

U wil ik loven mijn God en Koning,
uw Naam verheerlijken voor altijd.
U wil ik prijzen iedere dag,
uw Naam verheerlijken voor altijd.

De Heer is vol liefde en medelijden,
lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor iedere mens,
barmhartig voor al wat Hij maakte.

Uw werken zullen U prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.

De Heer is waarachtig in al zijn woorden
en heilig in al wat Hij doet.
De Heer ondersteunt die dreigen te vallen,
richt al wie gebukt gaat weer op.


Uit de tweede brief van Paulus aan de christenen van Tessalonica 1, 11 – 2, 2

Wij bidden dat God u de wil en de kracht geeft het goede te doen.

Broeders en zusters,
wij bidden dat onze God u zijn roeping waardig acht, dat Hij door zijn kracht u de vaste wil geeft het goede te doen en u vanuit uw geloof al het mogelijke tot stand laat brengen. Dan zal de Naam van onze Heer Jezus door u geëerd worden en u zult door Hem geëerd worden, dankzij de genade van onze God en van de Heer Jezus Christus.
Over de komst van onze Heer Jezus Christus, waarbij we met Hem worden verenigd, zeggen we u: verlies niet meteen uw verstand en raak niet in paniek wanneer een profetie, een uitspraak of een brief die door ons zou zijn geschreven, het voorstelt alsof de dag van de Heer al is aangebroken. 


Vers voor het evangelie (cfr. Lc 21, 36)

Alleluia.
Wees waakzaam en bid onophoudelijk
dat je kracht ontvangt en stand moogt houden
voor het aangezicht van de Mensenzoon.
Alleluia.


Uit het evangelie volgens Lucas 19, 1-10

Christus openbaart het ongeduld van God om zondaars te redden.

Jezus ging Jericho in en trok door de stad. Er was daar een man die Zacheüs heette. Deze Zacheüs was hoofdtollenaar, en hij was erg rijk. Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. Daarom liep hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam. 
Toen Jezus daarlangs kwam, keek Hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis verblijven.’ 
Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis. 
Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 
Maar Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Luister, Heer, de helft van mijn bezittingen zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig vergoeden.’ 
Jezus antwoordde: ‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen, want ook deze man is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’

Van Woord naar leven

Zacheüs leek geslaagd in het leven. Hij had een belangrijke functie en hij was rijk. Maar hij was ‘klein van stuk’. Dikwijls vermeldt het evangelie iets over de buitenkant om in feite iets te zeggen over de binnenkant van de mens. ‘Klein van stuk’ betekent hier vooral: klein van gehalte, klein van mentaliteit, klein van binnen”. Inderdaad, Zacheüs, hoofdontvanger van de belastingen, in dienst van de Romeinse bezetter – collaborateur dus – was hebzuchtig en stak blijkbaar geld in eigen zakken. Vooral innerlijk was Zacheüs een petieterig, egoïstisch, geborneerd manneke. Natuurlijk werd hij niet graag gezien en uitgestoten. Hij was rijk, maar kleinzielig en had geen vrienden.

Eigenlijk was Zacheüs dus niet echt gelukkig. Onder de uiterlijke status en de rijkdom, leefde diep in zijn hart blijkbaar toch nog een groot verlangen naar iets anders, naar iets meer. ‘Zacheüs wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was’. Wij herkennen wel iets van onszelf in die zelfgerichte, kleine man, die, door zijn functie, status en verplichtingen, niet goed weg wist met de echte, diepere vragen die leefden in zijn binnenste. Ook wij beseffen misschien op een bepaald moment dat wij nogal voor onszelf leven en eigenlijk heimwee voelen naar een dieper geluk van warmte, mededeelzaamheid en samenhorigheid.

Die dag wilde Zacheüs een inspanning doen om in te gaan op zijn diepste verlangen: ‘Zacheüs liep snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer Hij voorbijkwam, wellicht zonder veel gezien te worden. Hopelijk ontmoeten wij allen op het goede moment in ons leven zo’n soort vijgenboom: iemand bij wie wij terecht kunnen, die ons discretie en bescherming biedt, iemand bij wie wij ons veilig voelen en die echt naar ons luistert. Het zal dan ook wel iemand zijn die ons durft optillen uit onze laag-bij-de-grondse, wat kleingeestige mentaliteit en die ons de mogelijkheid biedt om ruimer en méér te zien.

Merkwaardig hoe Jezus die kleine man doorheen de bladeren van de vijgenboom opmerkte. Er staat niet dat Zacheüs Jezus zag of Hem toeriep. Er staat dat Jezus Zacheüs zag en hem aansprak. Het initiatief ligt bij de Heer. Jezus kijkt nooit vanuit de hoogte op mensen neer. Hij kijkt altijd naar mensen op. Hij maakt hen groter. Maar Hij roept hen ook weg uit hun eenzaamheid tot nieuwe gemeenschap. Jezus had waarschijnlijk wel aanbiedingen genoeg om ergens te gaan eten, maar Hij doorzag blijkbaar het diepe verlangen van Zacheüs’ hart en stelde hem voor naar zijn huis te komen. Aan die kleine, zondige man bood Jezus méér dan de eer. Hij bood hem zijn vriendschap aan. En het is daarvan dat Zacheüs een andere mens werd. Zijn hart liep vol van dankbare vreugde. Van daaruit besliste hij geld weg te schenken aan de armen.

Het is toch wel niet onbelangrijk de volgorde van het gebeuren, te benadrukken, zoals het evangelie het voorstelt. Het is niet zo dat Zacheüs zich eerst bekeert, eerst zijn schuld moet bekennen, en daarna het aanbod van Jezus’ vriendschap krijgt, als een soort beloning achteraf. Lucas legt er in zijn evangelie sterk de nadruk op dat in feite juist het omgekeerde gebeurt. God neemt het initiatief. Eerst biedt God ons zijn vriendschap aan, onvoorwaardelijk, dwz. zonder ons eerst eisen te stellen, wat onze voorgeschiedenis ook is. En vanuit de erkentelijkheid voor zo’n overstelpende vriendschap en vergeving, komen wij ertoe iets goeds te doen voor anderen. Een bekering tot een meer echte, christelijke levenshouding gebeurt dus niet vanuit de hoop op een beloning, na verdiensten van onze kant, maar wel vanuit een overvloed van dankbaarheid voor Gods gratis liefdesaanbod, dat wij reeds aan de lijve hebben ervaren. De opvatting dat wij ons eerst zouden moeten bekeren en dan pas waardevol genoeg zouden zijn om door God graag gezien te worden, klopt dus niet.

‘Vandaag is dit huis redding ten deel gevallen’, zegt Jezus, tot de joodse omstanders, ‘want ook hij is een zoon van Abraham’, dwz ‘een lid van jullie gemeenschap’. Hij nodigt hen dus uit Zacheüs terug op te nemen in hun kring. Deze was verloren, althans volgens het oordeel van de strenge joden, maar niet verloren in de ogen van God, die hem opnieuw zijn vriendschap aanbood.

In ieder van ons zit een Zacheüs, een kleine mens, die, ondanks alles wat er gebeurd is, toch steeds waardevol blijft om door God graag gezien te worden. Gods gratuite liefde doet ons leven. De dankbaarheid daarvoor maakt ons, kleine mensen, groot.

Wat kunnen wij nu doen? De Heer vraagt niet dat wij nu allen plotseling de helft van ons bezit aan de armen zouden geven. Het eerste wat wij het best doen is ons meer erkentelijk tonen tegenover God, die ons zozeer blijft liefhebben, ook ondanks onze, soms zo kleinzielige, eigengerichte mentaliteit. Die dankbaarheid voor zijn onverdiende vriendschap zal ons wel inspireren om te oordelen wat wij dan het best concreet doen voor anderen. Maar, om tot zulke dankbaarheid te komen, moeten wij misschien eerst de moed opbrengen om terug te luisteren naar het diepste verlangen van ons hart en, ondanks onze functie en statiekledij, in de vijgenboom durven kruipen.
Het is te midden van al onze broers en zussen dat de Heer tot ieder van ons zegt: ‘Vandaag moet Ik in jouw huis verblijven!

Voor wie vandaag de eucharistie bijwoont: ontvang Hem bij de communie vol blijdschap in je eigen huis.

De overweging is van de hand van Frans Mistiaen, sj

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Almachtige eeuwige God,
vol liefde heerst Gij over al wat leeft, en Gij verafschuwt niets van wat Gij geschapen hebt. Al zijn wij zonder aanzien, toch roept Gij ons naar U toe. Richt ons weer op als wij gebukt gaan onder schuld en ondersteun ons als wij dreigen te vallen. Stel ons in staat veelvoudig goed te maken wat wij aan anderen te kort hebben gedaan. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen.

Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.