zondag 4 door het jaar – A

Uit de profeet Sefanja 2, 3 + 3, 12-13

In de tijd van de verovering door de Assyriërs werd het volk tot bijna niets herleid. De profeet Sefanja herinnert aan deze ervaring. Hij zet het volk aan eindelijk zijn ware geluk te zoeken, dat beloofd was aan de kleine rest van echte gelovigen. Zij zullen het geluk vinden in God wanneer zij zijn eisen inwilligen van gerechtigheid en nederigheid.

Zoek de Heer, jullie in het land die nederig zijn en naar zijn wetten leven, zoek rechtvaardigheid, zoek nederigheid: misschien vinden jullie een schuilplaats op de dag van de toorn van de Heer. Ik zal een arm en zwak volk binnen je muren achterlaten dat in de naam van de Heer een toevlucht vindt. Wie er van Israël overblijven, zullen niet langer onrecht doen, ze zullen geen leugens spreken, uit hun mond zal geen bedrieglijke taal meer klinken. Ze zullen weiden en rustig liggen, door niemand opgeschrikt.

Gezongen antwoordpsalm 164

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.

De Heer doet altijd zijn woord gestand,
verdrukten verschaft Hij recht.
De Heer geeft brood aan wie honger heeft,
gevangenen geeft Hij de vrijheid.

De ogen van blinden opent de Heer,
gebrokenen richt Hij weer op.
De Heer bemint de rechtvaardigen,
de Heer behoedt de ontheemden.

De Heer geeft wees en weduwe steun,
maar zondaars laat Hij verdwalen.
De Heer is koning in eeuwigheid,
uw God, Sion, heerst over alle geslachten.

Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 1, 26-31

Paulus richt zich tot de kleinen en armen van Korinte. Hij verklaart hen de godsdienstige betekenis van hun plaats in de maatschappij. God kiest hen uit, al zijn ze ogenschijnlijk niets, om diegenen die menen alles te zijn, door het geloof van de kleinen in verwarring te brengen. Hun wijsheid, hun kracht en hun rijkdom is Christus.

Denk eens aan het moment van uw roeping, broeders en zusters. Onder u waren er niet veel die naar menselijke maatstaven wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren. Maar wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen. 
Maar u bent door Hem één met Christus Jezus, die dankzij God onze wijsheid is geworden. In Christus zijn wij rechtvaardig en heilig, en in Hem zijn wij verlost, opdat het zal zijn zoals geschreven staat: ‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen.’

Vers voor het evangelie (Joh 1, 14+12)

Alleluia.
Het Woord is mens geworden
en heeft in ons midden gewoond.
Wie Hem wel ontvingen,
heeft Hij het voorrecht gegeven
om kinderen van God te worden.
Alleluia.

Uit het evangelie volgens Matteüs 5, 1-12a

In tegenstelling met Lucas heeft Matteüs onmiddellijk aandacht voor de gevolgen van de zaligsprekingen (‘gelukkig zij…’ in de NBV21) in het christelijk leven. Niet de armoede als zodanig geeft toegang tot het Rijk, maar de armoede van geest, de zachtmoedigheid. De eisen van de zaligsprekingen vloeien voort uit het leven en het voorbeeld van de Heer, die zelf ‘zachtmoedig was en nederig van hart’.

Toen Jezus de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
‘Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig de treurenden, want zij zullen getroost worden.
Gelukkig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten.
Gelukkig wie hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden.
Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.
Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.
Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel.
Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van Mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk beloond worden in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.’

Van Woord naar leven

De overweging vandaag is ontleend aan Preken.be waar de auteur niet bij vernoemd is.

“Zalig de armen, zalig die treuren, zalig die zachtmoedig zijn, de zuiveren, die van vrede houden, die lijden en vervolgd worden…” Op acht verschillende toonaarden, prijst Jezus bij het begin van zijn beroemde Bergrede mensen “zalig” of “gelukkig”. En dit op een wijze die iedereen van ons vandaag verrast en verbaast.

Bij een eerste zicht klinkt zulke boodschap van passieve braafheid erg onrealistisch, ver van ons, haaks op datgene wat de huidige mens denkt en verlangt. Ze druist in tegen zijn uitgesproken drang naar zelfrealisatie. Voor Nietzsche was het christendom van de zaligsprekingen de decadente godsdienst, die de mens belemmert in zijn opgang, en hem klein en onvolwassen houdt. In het marxisme hoorden we het zo dat ze opium is van en voor het volk, een drug. Enkele jaren geleden beschreef de socioloog Daniël Yankelovich, in zijn boek “ New Rules” hoe men sinds de zestiger jaren overgegaan is van een samenleving die open stond voor zelfverloochening en offers, naar een rage van zelfrealisatie. Dit begon eerst aan de universiteiten: een zeker narcisme, zelfbewondering, waarbij het “ik” centraal stond, los van alle gezag, of van al wat de zelfontplooiing kon verhinderen; de eis naar zogezegde vrijheid. Later heeft deze idee zich over de brede samenleving verspreid. Er ging een bijzondere aandacht uit naar eigen prestatie en succes; naar eigen bezit, een rijkdom waarmee men elkaar wilde overvleugelen. Er ging veel aandacht naar het eigen lichaam met de verborgen agenda: als ik maar OK ben! Men ‘moest’ kunnen genieten, vaak ten koste van anderen. Dit laatste bracht een grotere tolerantie mee tegenover de seksualiteit met al de gevolgen die we nu kennen. Deze vaak ego-gerichte zucht naar onbeheerste autonomie verwekte uiteindelijk een grote onvoldaanheid. De mens werd er niet gelukkig mee. In feite, zegt Yankelovich, is dat wat begon als ideaal van zelfrealisatie, heel vaak neergekomen op een zelfvernietigingsstrategie.

En toch koestert de mens een diepe aspiratie, een hunker naar méér-zijn. Zij ligt in zijn natuur, zij is a.h.w. in zijn hart geschreven. De leuze van Gruuthuuze was: “Plus est en vous”. En die drang is gewettigd. Vraag is hoe wij die diepe drang moeten invullen en waar maken.
In de zaligsprekingen geeft Christus ons hiertoe de ware sleutels. De Bergrede bevat een uniek programma tot geluk en volkomenheid. Maar alles begint bij een innerlijke houding. In het hart van de mens. De armen-naar-de-geest en de anderen die Jezus in één adem opsomt, behoren ten slotte tot één en dezelfde soort mensen. Matteüs spreekt van de “armen” (in het Aramees: de anawim). En hij voegt er onmiddellijk aan toe: “naar-de-geest”. De Nieuwe Bijbelvertaling spreekt van de “nederigen van hart”. Matteüs verduidelijkt hiermede wat in dat woord steekt. Het gaat hier niet in de eerste plaats om materiële armoede. Wel zijn ze mensen door het leven gelouterd en gerijpt. Ze hebben een ontvankelijkheid verworven voor een boodschap die hen overstijgt, maar ook bevrijdt. Vanuit hun levenservaring gaan ze minder steunen op eigen kracht maar op de kracht van God. Ze leggen het zwaartepunt van hun leven buiten zichzelf . De gesloten vuist kan geen water ontvangen; wel de open hand. Zonder die houding treedt men niet binnen in het evangelie, en kan men nauwelijks christen worden genoemd .

Augustinus was de man die in zijn jonge jaren zoveel van zelfrealisatie had gedroomd (zelfontplooiing naar geest en zin), tot hij ervaren heeft dat niets hem ten gronde bevredigen kon, en dat hij – dwaas – eerst van zijn eigen kern was weggevlucht. Ook Franciscus van Assisi maakte het mee, Charles de Foucauld, de stichter van Poverello,… Zovelen die zich verloren hebben en nog verliezen in het zelfbedrog van voorbijvliegende waarden…

De zaligsprekingen hebben doorheen de eeuwen een bijzondere aantrekkingskracht verworven. Ook op niet-christenen. Mahatma Ghandi, de geweldloze bevrijder van India, ontdekte de meerwaarde van de Bergrede, die hij toegevoegd heeft aan de heilige boeken van het Hindoeïsme. Paradoxaal: juist in deze schijnbaar tegenmenselijke boodschap ligt een boodschap tot grotere menselijkheid. De ware groten zijn mensen zoals Moeder Teresa van Calcutta, een Damiaan Deveuster… en de vele naamloze mensen, vaders en moeders, die vanuit deze spiritualiteit in kleine en doodgewone dingen zonder krantenkoppen te halen, groot zijn geweest, en vandaag nog groot zijn.

Daarom durfde Jezus zeggen: “Zalig, gelukkig…”, “Beati”(Lat.), “makarioi”(Gr.). Daaronder ligt het hebreeuwse woord “ashrei”. Men kan zeggen: “Gezegenden”. De Hebreeuwskenner André Chouraqui vertaalt dat woord zo: “op weg, voorwaarts, vooruit !”. De dynamiek van de Bergrede: gij zijt op de goede weg. Gij zijt mensen van de toekomst, op weg naar de ware zelfrealisatie, in de visie van God over uw leven, en in zijn kracht.

Laten wij bidden …

Jezus,
help ons onze diepste identiteit te vinden in U. Moge onze ware zelfrealisatie gebeuren in God. Zo zullen we kinderen zijn van Hem, beeld van zijn liefde, drager en uitdragen van zijn vrede. Mogen we in U leren van God te ontvangen, en in U onze weg te gaan. Diep verbonden met elk mensenkind.
Amen.

 

 

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.