zondag 4 door het jaar – C

Uit de profeet Jeremia 1, 4-5 + 17-19

Wanneer de zending van de profeet Jeremia in twijfel wordt getrokken, verzekert hij dat God hem heeft uitgekozen. Van God kreeg hij de opdracht een oordeel over de volken uit te spreken. Hij zal heel wat te verduren krijgen, maar God zal altijd bij hem zijn. Hij moet dus vastberaden volharden.

De Heer richtte zich tot mij: ‘Voordat Ik je vormde in de moederschoot, had Ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had Ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.’ Jij, Jeremia, maak je gereed en zeg hun alles wat Ik je opdraag. Laat je door hen geen angst aanjagen, anders zal Ik jou angst aanjagen in hun bijzijn. Ik maak je nu tot een vestingstad en een ijzeren zuil, tot een bronzen muur om stand te houden tegen het hele land: de koningen en leiders van Juda, de priesters en het volk. Ze zullen je bestrijden, maar je niet overwinnen, want Ik zal je terzijde staan en je redden – spreekt de Heer.’


Gezongen antwoordpsalm 71, 1-6 + 15-17

(tekst onder geluidsfragment)


Refr.: Heer, ik zal uw rechtvaardigheid prijzen.

Tot U, Heer, neem ik mijn toevlucht,
stel mij toch nimmer teleur.
Gij zijt rechtvaardig, red en bevrijd mij,
luister en kom mij te hulp.

Wees mij een vluchtoord, een veilige plaats;
mijn rots en mijn burcht zijt Gij altijd geweest.
Bevrijd mij, mijn God, uit de handen der zondaars,
de vuist die mij wreed omklemt.

Want Gij, mijn God, Gij zijt mijn verwachting,
mijn hoop zijt Gij, Heer, sinds mijn vroegste jeugd.
Vanaf de moederschoot steun ik op U,
Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte.

Ik zal u rechtvaardigheid prijzen,
uw bijstand de hele dag.
Van jongsaf heb ik het ondervonden,
en nu nog prijs ik uw daden.


Uit de eerste brief van Paulus aan de Korintiërs 12, 31 – 13, 13

Vele en verscheidene genadegaven dragen er toe bij een christelijke gemeenschap op te bouwen. Maar zonder de liefde zijn zij van geen nut. De liefde bezielt gans het broederlijk samenleven. Zij is de grootste van alle gaven, de enige die zal blijven in het gelukzalig leven bij God.

Broeders en zusters,
richt u op de hoogste gaven. Maar eerst wijs ik u een weg die nog voortreffelijker is.
Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schallende cimbaal.
Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.
Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs om te worden verbrand – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. Nu zien we nog maar een afspiegeling, een raadselachtig beeld, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde


Alleluia. (Joh. 14a + 12)
Het Woord is mens geworden
en heeft in ons midden gewoond
Wie Hem ontvingen
en in zijn naam geloven,
heeft Hij het voorrecht gegeven
om kinderen van God te worden. 
Alleluia.



Uit het evangelie volgens Lucas 4, 21-30

Hoewel Hij in Kafarnaüm werd aanvaard, wordt Jezus in Nazaret door de zijnen verworpen. Zoals Elia en Elisa richt Hij zich tot de heidenen om hen het heil van God aan te bieden. De woede en het geweld van zijn dorpsgenoten zijn een aankondiging van de dood van de Messias. Lucas schetst hier gans het verloop van het evangelie tot bij de Handelingen van de Apostelen. Het heil dat eerst werd aangeboden aan de Joden, zal zich uitstrekken tot alle volkeren.

In die tijd begon Jezus in de synagoge te spreken: ‘Vandaag is de schrifttekst die jullie gehoord hebben in vervulling gegaan.’ Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ 
En Hij zei tegen hen: ‘Ongetwijfeld zullen jullie Me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ 
Hij vervolgde: ‘Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Maar Ik zeg het jullie zoals het is: in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël met een huidziekte die hen onrein maakte. Toch werd niemand van hen gereinigd, maar wel de Syriër Naäman.’
Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten. 
Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok.

Van Woord naar leven

Het evangelie van deze zondag vervolgt het verhaal van Jezus’ eerste prediking in Nazaret met het verslag van de boze reacties van zijn stadsgenoten. Vanwaar die hevige verontwaardiging dat ze Hem zelfs in de afgrond willen werpen? Ze storen er zich aan dat Jezus zichzelf voorstelt als de Messias, degene die de gevangenen hun vrijlating aankondigt, de zieken geneest en de armen uit het slop haalt. Ze hebben tekenen en wonderen nodig zonder echt te luisteren.

Maar het is juist in dit niet-luisteren dat de profetie uitdooft. Het is geen toeval de Jezus twee episodes uit de Bijbel in herinnering brengt: het verhaal van de profeet Elia die alleen naar een arme weduwe in de buurt van Sidon werd gezonden, en het verhaal van de profeet Elisa die werd gezonden om een buitenlander, de Syriër Naäman, van een huidziekte te genezen. Zowel hij als de weduwe verwelkomde de profeten en ze werden geholpen. Ze vertrouwden de woorden van de profeet; precies het tegenovergestelde van wat de mensen uit Nazaret doen.

Ongeloof blokkeert Gods liefde. Het maakt de liefde onwerkzaam. In zekere zin doodt het de liefde, gooit het de liefde weg, zoals de Nazareeërs Jezus uit hun stad verdreven en Hem probeerden te doden, met de bedoeling dat Hij niet in hun midden zou terugkeren. Dat gebeurt telkens wanneer wij het evangelie niet met een oprecht en beschikbaar hart verwelkomen, of wanneer het ons innerlijk onrustig maakt en we het liever niet horen. We wensen niet in onze zogenaamde vredigheid gestoord te worden. We kiezen er eerder voor dat onze zwakheden en onze zonden niet onthuld worden, zelfs niet aan onszelf.

Hier gaat het niet om zij die de Heer niet kennen. Hier gaat het om ongeloof van zij die Hem kennen. Het is de zonde van de gelovigen. Het is de angst voor een levende, nabije, menselijke God. Men geeft eerder de voorkeur aan een evangelie dat ver van zich af staat, een evangelie dat misschien wel interessant klinkt, maar geen evangelie dat raakt, en al zeker niet een evangelie dat het hart en de mentaliteit verandert.

Dat het evangelie ons onrustig maakt is alleen maar goed. Het is een ware zegen. Het is de Heer die langs komt en oproept tot bekering, tot het geven van liefde, tot het werken aan vrede, tot het tonen van genegenheid aan de armen en aan al wat broos is. Het is de liefde van God die oproept in verbondenheid met Christus zijn liefde te zijn.

Laten we de Heer welkom heten; ten diepste en van harte.

Naar woorden van Vincenzo Paglia uit ‘Het Woord van God elke dag 2022’, uitgegeven bij Halewijn.

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U om Christus, uw Zoon en mensgeworden Woord. Wij danken U dat Hij naar ons toekomt. Mogen we Hem welkom heten, en wel ten diepste. Moge Hij het hart zijn van ons bestaan, de spirit van onze liefde, de vrede van ons zijn.
Om deze genade bidden wij, in zijn naam.
Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.