zondag 5 in de veertigdagentijd – C

Uit de profeet Jesaja 43, 16-21

Het verbannen volk zal een nieuwe uittocht kennen. In plaats van het dolen in de woestijn, biedt God goed gebaande wegen. In plaats van slangenbeten, biedt Hij de paradijselijke vrede. In plaats van gemor en ongeloof, komt lofzang en dank. God wil het verleden vergeten. Hij schept zonder ophouden nieuwe dingen. Hij opent voor ons horizonten vol hoop op een nog veel mooiere toekomst.

Dit zegt de Heer, die een weg baande door de zee en een pad door machtige wateren, die paarden en wagens liet uitrukken, een heel leger van geweldenaars – daar lagen ze, en ze stonden niet meer op, ze zijn vergaan, als een kwijnende vlam gedoofd. Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, denk niet terug aan het verleden. Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt? Ik baan een weg door de woestijn, maak rivieren in de wildernis. De wilde dieren zullen Mij eer bewijzen, de jakhalzen en de struisvogels, omdat Ik water schep in de woestijn en rivieren in de wildernis; het volk dat Ik heb uitgekozen, laat Ik drinken. Dit is het volk dat Ik mij gevormd heb, het zal mijn lof verkondigen.


Gezongen antwoordpsalm 126

(tekst onder geluidsfragment)

Refr.: Geweldig was het wat de Heer ons deed.

De Heer bracht Sions ballingen terug:
het was alsof wij droomden.
Toen lachten alle monden
en juichte elke tong.

Toen zei men bij de volken:
geweldig is het wat de Heer hun deed.
Geweldig was het wat de Heer ons deed;
daarom zijn wij zo blij.

Keer nu ons lot ten goede, Heer,
zoals een beek doet in de Zuid-woestijn.
Die onder tranen zaaien,
zij oogsten met gejuich.

Vol zorgen gaan zij uit
met zaaizakken beladen;
maar keren zingend weer
beladen met hun schoven.


Uit de brief van Paulus aan de Filippenzen 3, 8-14

Paulus draagt zijn deel lijden en vervolgingen. Hij kent de grenzen van zijn aanhankelijkheid aan het mysterie van Jezus. Maar Hij kent ook de beloning, die God voor hem heeft weggelegd: hij zal verrijzen uit de doden zoals zijn Meester.

Broeders en zusters,
alles beschouw ik als verlies, want alles wordt overtroffen door het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, omwille van wie ik alles heb prijsgegeven. In mijn ogen is het waardeloze troep, want ik wil Christus winnen en één met Hem zijn – niet dankzij mijn eigen rechtvaardigheid door het naleven van de wet, maar dankzij de rechtvaardigheid die er is door het geloof in Christus en die God toekent op grond van geloof. Ik wil Christus kennen door de kracht van zijn opstanding te ervaren, door te delen in zijn lijden en aan Hem gelijk te worden in zijn dood, in de hoop ook zelf uit de dood op te staan. Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt. Maar ik doe mijn uiterste best, in de hoop te kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft. Broeders en zusters, ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt, maar één ding is zeker: ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God in Christus Jezus roept. 


Vers voor het evangelie (Ez. 33, 11)

De dood van een slecht mens
geeft Me geen vreugde,
zegt de Heer.
Ik wil dat hij tot inkeer komt
en in leven blijft.


Uit het evangelie volgens Johannes 8, 1-11

De schriftgeleerden en Farizeeën kenden het medelijden dat Jezus betoonde met de zondaars. Daarom lieten ze Hem over de overspelige vrouw oordelen. Maar omdat Jezus Jezus is heeft alleen Hij de macht om Gods oordeel uit te spreken. Hij doet het zoals zijn Vader, Hij veroordeelt niet maar Hij redt. Waar deze vrouw voordien geen hoop meer had, wordt nieuwe hoop weer mogelijk. God wanhoopt aan niemand.

Jezus ging naar de Olijfberg, en vroeg in de morgen was Hij weer in de tempel. Het hele volk kwam naar Hem toe, Hij ging zitten en gaf hun onderricht.
Toen brachten de schriftgeleerden en de farizeeën een vrouw bij Hem die op overspel betrapt was. Ze zetten haar in het midden en zeiden tegen Jezus: ‘Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt toen ze overspel pleegde. Mozes draagt ons in de wet op zulke vrouwen te stenigen. Wat vindt U daarvan?’ Dit zeiden ze om Hem op de proef te stellen, om te zien of ze Hem konden aanklagen.
Jezus bukte zich en schreef met zijn vinger op de grond. 
Toen ze bleven aandringen, richtte Hij zich op en zei: ‘Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar werpen.’ 
Hij bukte zich weer en schreef op de grond. 
Toen ze dat hoorden gingen ze weg, een voor een, de oudsten het eerst, en ze lieten Hem alleen, met de vrouw die in het midden stond. Jezus richtte zich op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?’ 
‘Niemand, Heer,’ zei ze.
‘Ik veroordeel u ook niet,’ zei Jezus. ‘Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’

Van Woord naar leven

Geliefde mensen,
doorheen de drie lezingen van vandaag merken we duidelijk een rode draad. Telkens wordt er gezegd dat er ‘iets nieuws’ tot stand komt.

In het evangelie is dat de vrouw die men wilde stenigen. Jezus, die met enkele wijze woorden iedereen huiswaarts stuurde, zei tot de vrouw: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga naar huis, en zondig vanaf nu niet meer.’ Deze vrouw mocht opnieuw beginnen, gered (letterlijk en figuurlijk) als ze was door de Heer. Ze mocht een nieuw leven beginnen, en wel door Hem gezonden.

In de tweede lezing horen we Paulus zeggen: ‘Ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God in Christus Jezus roept.’ We kennen het verleden van Paulus: de grote christenvervolger. Vandaag zou men spreken van een groot terrorist, internationaal geseind. Hij weet zich, door de genade van de Heer, vernieuwd. In Hem is hij herboren. En niet achteromkijkend richt hij zich nu op zijn roeping waartoe God hem doorheen Christus beweegt.

En bij de profeet Jesaja horen we God zeggen: ‘Blijf niet staan bij wat eertijds is gebeurd, denk niet terug aan het verleden. Zie, Ik ga iets nieuws verrichten, nu ontkiemt het – heb je het nog niet gemerkt?’ Ook hier een oproep niet ter plaatste te blijven trappelen, het verleden niet mee te nemen, maar je richten naar het nu en de toekomst, naar het nieuwe dat reeds aan het ontkiemen is.

Drie keer een oproep ons te richten naar het nieuwe wat ons te wachten staat.

Kenmerkend voor dit ‘nieuwe’ is, dat het geen maaksel is van de mens. Drie keer ligt het initiatief bij God. Bij Jesaja is de profetie als woorden van God zelf. Bij Paulus in de roeping die Hij van God krijgt. En in het evangelie bij de vrouw die door Jezus gered, vernieuwd en gezonden wordt.

Eigenlijk gaan deze drie lezingen over Gods barmhartigheid. Zijn barmhartigheid jegens de mensheid, jegens iedere mens persoonlijk, jegens u, jegens mij.

Vele mensen dragen een verleden met zich mee dat niet altijd zo rooskleurig is. Soms zijn er dingen gebeurd waarvan een mens spijt heeft. En zo graag – dat hoor ik toch regelmatig – zou men de klok van het leven willen terug draaien.
De lezingen van vandaag nodigen uit om die soms zware rugzak van het verleden achter te laten. Of beter gezegd: het verleden te dragen ‘in God’. Dikwijls is zo’n rugzak een ware kwelling, een echte rem om vooruit te kunnen. Vele depressies komen voort uit het feit dat men z’n verleden alléén draagt, los van de Heer.

De lezingen van vandaag nodigen uit onszelf mét ons verleden aan de Heer toe te vertrouwen. Opdat Hij onze hele persoon, met alle vuiligheid die aan ons kleeft, kan vernieuwen in zijn barmhartigheid. En met ‘vernieuwen’ bedoel ik dat Hij ons, net zoals bij de overspelige vrouw uit het evangelie, niet veroordeelt om ons verleden, maar juist integendeel. Hij zal ons innerlijk bevrijden, én zenden.
Als herborenen in Hem mogen we dan kijken naar het nu, naar de toekomst. Om onze verdere levensweg te gaan in Hem, zijn liefde dragend, en uitdragend.

Geliefde mensen,
mogen de lezingen van vandaag een diepe troost zijn voor allen die gebukt gaan onder hun verleden. Laat je vooral niet wijsmaken dat je je rugzak van het verleden zomaar af kunt of moet gooien om al fluitend je verdere levensweg aan te gaan. Dat werkt zo niet. Van belang is in gebed naar de Heer te gaan, heel je persoon (met je verleden) bij Hem neerleggend. En laat je door Hem vernieuwen. Ontvang van Hem je zending, in het leven dat je vandaag leidt, met die mensen waarmee je vandaag samenleeft, met hen die je vandaag ontmoet.

Moge het een mooie, en in de diepte blijde weg zijn, die je, samen mét de Heer, bewandelt.

Mogen we als Kerk die barmhartigheid van God ook dragen en beleven naar elkaar toe, en naar allen, ook ver buiten de grenzen van ons eigen geloofsgemeenschap.

Een gezegende zondag voor ieder van u.

kris

Reageren of uitwisselen betreffende de overweging kan via de blog Van Woord naar leven.

Laten wij bidden

Vader,
wij danken U om uw barmhartigheid jegens ieder van ons. Wij danken U om het nieuwe dat Gij ons in Christus telkens opnieuw aanbiedt. Mogen wij ons leven leggen in het leven van uw Zoon, opdat wij bevrijd in U, dragers en uitdragers mogen zijn van uw vrede.
Door Christus, onze Broeder en Heer. Amen.

 

De Bijbelteksten zijn ontleend aan de NBV21, © Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap.
De korte inleidingen op de lezingen zijn ontleend aan het week- en zondagmissaal, door de benedictijnen van de Sint-Andriesabdij en de norbertijnen van de abdijen Averbode, Postel en Tongerlo, o.l.v. Jos Van Der Veken, uitgegeven bij Brepols-Licap, © Brepols 2007.